De blauwe vleugels

Josh en Jadran zijn broers. Niettegenstaande de tienjarige Josh vijf jaar jonger is dan Jadran, wordt hij door zijn moeder als beschermengel van Jadran beschouwd. Jadran is groot en stevig gebouwd, thuis noemen ze hem ‘Reus’. Hij kan erg inlevend en lief zijn maar omwille van een verstandelijke beperking kan hij ook erg impulsief reageren en schat hij de gevolgen van zijn reacties niet in. Sinds kort wonen Murat en Yasmin, mama’s nieuwe partner en zijn dochter, bij hen. Op dit moment zoekt eenieder nog een beetje zijn eigen plek in het krappe appartement, waar ze als het ware als musjes bij elkaar zitten. Tijdens een herfstwandeling met z’n allen treffen ze een jonge kraanvogel aan die verstrikt is geraakt in een visnet. Nadat ze het dier hebben bevrijd is Jadran vastbesloten om er zich over te ontfermen en hij noemt hem Spriet. Spriet krijgt een plek op het terras en herstelt maar hij geeft niet de indruk aanstalten te maken om de kraanvogels die eerder naar het zuiden trokken te volgen. Jadran diept de blauwe vleugels, die mama tijdens haar optredens in het theater droeg, op uit de kelder en zal het de vogel tonen. Josh moet hem daarbij helpen maar de vlieginstructies lopen uit de hand en Josh belandt uiteindelijk met gebroken botten in een rolstoel. Dit voorval heeft tot gevolg dat men vanuit het dagverblijf waar Jadran wordt opgevolgd, besluit om hem op te nemen in de leefgroep. Jadrans kracht wordt te sterk en zijn reacties te impulsief, dat maakt dat samenleven in een gezin niet voldoende veilig meer is. Dat voorstel is buiten Jardans wil gerekend. Opnieuw neemt hij het heft in handen. Hij steelt de tractor van het dagverblijf en overhaalt zijn broer om samen de jonge kraanvogel naar het zuiden te begeleiden. Daarop volgt een haast ongeloofwaardige tocht met de kraanvogel hoog achter zich aan. Een reis waarin vooral de verbondenheid van de beide broers overheerst. Het wordt een absurde tocht waarin de lezer een zicht krijgt op de schuldgevoelens die Jadran met zich meedraagt naar aanleiding van de scheiding van zijn ouders en op de onderlinge gevoelens van loyaliteit zowel tussen de moeder en haar zonen als tussen de beide broers. Het zuiden van Spanje halen ze niet maar de Kraanvogel komt goed terecht en het ziet ernaar uit dat de hele familie, enigszins hersteld, voorlopig nog een tijdje als musjes bij elkaar zal blijven.

Het verhaal wordt verteld vanuit het observerend oog en de innerlijke belevingswereld van de tienjarige Josh. Dat bevordert het inlevingsvermogen van de doelgroep voor wie het geschreven is. Ook de lay-out, met grote letters en een verzorgde bladschikking, draagt bij aan de toegankelijkheid. De verschillende hoofdstukken bestaan uit kortere delen. Boven elk deel neemt een kleine illustratie van een blauwe kraanvogel de lezer mee in de richting van het vervolg. Dat doen ook de prachtige blauw getinte illustraties die op aansluitende bladzijden de opeenvolgende hoofdstukken verbinden. Ze geven realistisch en sfeervol de inhoud van wat komen gaat weer en dragen quasi onopvallend bij aan de sfeer van het verhaal.

Jef Aerts biedt de lezer diverse mogelijkheden om van het verhaal te genieten. De filmisch beschreven, hachelijke trektocht naar het zuiden nodigt omwille van het spanningselement uit tot doorlezen. Maar daarnaast weet hij ook de relaties tussen de personages scherp te stellen en geeft hij gevoelens als schuld, loslaten, zorgen en het zoeken naar geborgenheid, betekenis. Voor wie over enige leeservaring beschikt en houdt van doordacht poëtisch taalgebruik is dit een boek om van te genieten.