De watercowboy

Thor leidt een troosteloos bestaan. Zijn moeder is een jaar geleden gestorven aan longkanker. Zijn vader is door zijn eigen zoons tijdens de zoveelste dronkenschap aan de deur gezet. In een grijs huis, in een grauwe buurt, probeert Thor overeind te blijven tussen zijn twee broers, niet bepaald lieverdjes. De bibliotheek is Thors toevluchtshaven: daar pluist hij alle boeken uit over water, vissen, en diepzeeduiken, daar stort hij zijn hart uit bij zijn mailvriendinnetje, en uiteindelijk ook bij de bibliothecaresse, zijn reddende engel. Zij zorgt ervoor dat zijn droom om te leren diepzeeduiken in vervulling gaat. Deze reeks wordt ingeleid met de zin: “De boeken uit de serie Het leven van... gaan over het leven van kinderen zoals jij.” Ik durf dit betwijfelen: weinig lezers zullen zich -gelukkig- herkennen in Thor en zijn uitzichtloze bestaan. De kommer en kwel die een boek lang over je uitgestort worden, staan in schril contrast tot het happy end: door de tussenkomst van de bibliothecaresse zijn Thors broers plots één en al begrip en vertrekt Thor zelfs op het peperdure diepzeeduikkamp in het zuiden van Frankrijk. Al is het verhaal ongeloofwaardig, de figuur van Thor is wel geloofwaardig neergezet: zijn verdriet, angst en durf, hoop en vertwijfeling. De illustraties sluiten goed aan bij de donkere sfeer van het boek: met veel zwart en grijze vlekken in steeds wisselende druktechnieken. De taal tenslotte is geforceerd vlot, met zinnetjes als “Reken maar van yes.” (p. 21).