De vuurvogel

De Russische cultuur is een rijkgevulde schatkamer van sprookjes, legenden en overleveringen waarin 'De vuurvogel' bij ons tot de bekendste verhalen behoort. Dit sprookje werd voor het eerst in 1910 als balletvoorstelling opgevoerd en is gebaseerd op de Russische legenden van de vuurvogel, het magische dier met de schitterende vlammende veren, en de onsterfelijke boosaardige magiër Kosjtsjei (meer leesbare transcriptie: Kashei). Bette Westera en Djenné Fila lieten zich op hun beurt door dit populaire ballet inspireren. Het is dan ook heel attent van beiden om in tekst en beeld herhaaldelijk naar dans, ballet en choreografie te verwijzen. Westera volgt in grote lijnen het libretto van toen. (Ze wijkt bovendien nauwelijks af van haar vorige versie uit 2005.) Op levendige wijze vertelt ze hoe de Russische prins Ivan dankzij de vuurvogel de onoverwinnelijke Kashei kan verslaan en daarna met de mooiste van de twaalf gevangen prinsessen mag huwen. Wel is Kashei bij Westera een reus geworden — het is onduidelijk waarom want op zich heeft deze verandering geen toegevoegde waarde.

Destijds stond het verhaal ten dienste van de vernieuwende choreografie van Ballets Russes en de vooruitstrevende muziek van Stravinsky. Nu vormen de opvallende paginagrote illustraties van Djenné Fila de essentie van dit boek. Fila creëerde op eigenzinnige wijze een sprookjesachtige en geheimzinnige wereld van hoge, ranke bomen, lichtgevende paddenstoelen en indrukwekkende fleurige bloemen. Of de sprookjestuin van Kashei nu duister en dreigend is of lieflijk en bekoorlijk, steeds is het een plaats vol aantrekkelijke, subtiele kleurschakeringen van blauw, groen en rood. Zoals in het schaduwtheater speelt ze met de contrasten tussen zwart/donker en wit/licht; kijk maar naar de elegante prinsessen in het donkere landschap. Ook met één enkele kleur weet ze in haar illustraties verrassend veel reliëf en details aan te brengen. Zo bestaan de harige huid en ledematen (let op de kromme tenen!) van Kashei de reus enkel uit grijze vegen, vlekken, strepen en tinten. Haar prinsen en prinsessen zijn sierlijke insectachtige silhouetten met ragfijne vleugels en een eigen persoonlijkheid. Geen kroontjes en prachtige jurken voor Fila; ze gaat resoluut voor haar eigen visie.

Alleen … gaat ze niet te ver in haar vrije associatie van tekst en beeld? Misschien wel. Soms wijkt ze echt wel sterk van de tekst af. Haar sprookjestuin is allerminst een boomgaard vol heerlijke appels en niets in haar illustraties refereert aan een Russische setting. En waar is de vlammende gloed van de vuurvogel bij haar betoverende dans? Nochtans is dit een fundamenteel element want zonder deze gloed kon prins Ivan nooit ofte nimmer het ei met de ziel van Kashei vinden om hem te doden. (Ook bij Westera wordt de cruciale betovering van Kashei door de dansende vuurvogel wat onderbelicht.) Fila zoekt de grenzen op, zo lijkt het wel. Maar we kunnen haar illustraties ook op een andere manier benaderen. Want al op jonge leeftijd getuigt ze van lef, originaliteit en technische verfijning en dat zijn essentiële ingrediënten om als kunstenaar het verschil te maken. Met een waaier aan technieken (o.m. pen en inkt, ecoline, druktechnieken, digitale afwerking) en inspiratiebronnen (bv. papierknipkunst, schaduwtheater, toevalskunst) werkt ze aan haar eigen unieke beeldtaal. Ten opzichte van 'Het beest met de kracht van tien paarden' is ze als illustratrice ook merkbaar (en snel) gegroeid. Met de aantrekkelijke cover geeft ze haar visitekaartje af aan wie nog zou twijfelen. Djenné Fila is een aanstormend talent, zoveel is duidelijk!