De H van Humboldt

Met dit boek haalt Barbara Rottiers een relatief onbekende tijdgenoot van Darwin vanonder het stof: de natuurwetenschapper en ontdekkingsreiziger Friedrich Wilhelm Alexander von Humboldt. In het eerste deel ‘Jeugdjaren’ schetst ze hoe hij in Berlijn opgroeit als rijkeluiskind bij een warme vader en een kille moeder. Zijn slimme broer Wilhelm zal later de universiteit van Berlijn oprichten. Alexander is een spring-in-’t-veld die doodgraag in de natuur vertoeft en droomt van verre reizen. Wanneer na hun vader ook hun moeder overlijdt, heeft Alexander het geld om te gaan reizen. In deel twee ‘Op expeditie!’ lees je hoe hij met de Franse geleerde Aimé Bonpland in 1799 naar Zuid-Amerika trekt, met tweeënveertig meetinstrumenten in hun bagage. Door zo veel mogelijk te meten hoopt Humboldt verbanden te kunnen leggen tussen de elementen. In Venezuela meet hij een aardbeving, bestudeert hij de ontbossing, proeft hij van schors en rivierwater, haalt hij overal de barometer uit. In Ecuador strandt hij op blote voeten op 5917 meter bij de beklimming van een vulkaan. In de Verenigde Staten raakt hij bevriend met toenmalig president Jefferson. Na vijf jaar keert Humboldt terug naar huis en wijdt hij zich aan lezingen, het schrijven van zijn opus magnum ‘Kosmos’ en het beantwoorden van duizenden brieven per jaar. Dit doet hij tot aan zijn dood, op net geen negentig jaar.

In de inleiding vertelt Barbara Rottiers hoe haar enthousiasme over Alexander von Humboldt groeide bij het lezen van zijn biografie, en dat enthousiasme spat werkelijk van de bladzijden af. Ze slaagt er wonderwel in een “hogesnelheidstrein en een schelmenroman tegelijk” neer te zetten, zoals zij zelf ook de gelezen biografie omschrijft. Hoewel 150 jaar na zijn dood, is er van enige stoffigheid geen sprake. Dit is ook visueel duidelijk op de cover, waarop een hedendaagse driekleurige plumeau een standbeeld van Humboldt afstoft. Rottiers toont daarbij ook ruimschoots aan hoe revolutionair Humboldt was in zijn bevindingen en hoe zijn denken actueler is dan ooit. Zo was hij de eerste die noteerde dat de omgeving uitdroogt door bomen om te hakken. En schreef hij over de negatieve invloed op het klimaat van de enorme hoeveelheden stoom en gas die de industrie produceert. Ook zag hij samenhang in de natuur waar zijn tijdgenoten alles liefst opdeelden in tabellen en kolommen. Hij probeerde Jefferson te overtuigen slavernij af te schaffen. Voor zijn lezingen stelde hij de universiteitsaula open voor iedereen, ook voor armen en voor vrouwen, voor wie het toen nog niet toegelaten was te studeren.

In de menselijke piramide op het einde met een aantal personen die schatplichtig zijn aan Humboldt staat dan ook Greta Thunberg te blinken. Na de verklaring van een paar moeilijke woorden en schetsen van enkele bijzondere namen uit de flora, eindigt het boek met een oproep om zelf de natuur in te trekken en op onderzoek te gaan. De illustraties maken deze verzorgde uitgave helemaal af: aquarellen roepen bij het begin van elk hoofdstuk de sfeer van oude boeken over plantkunde op, inclusief ouderwets etiket met een dubbel lijntje. Daarnaast zijn er portretten van beroemde personen, landschappen, maar ook grappige kribbels als een DIY-kapsel van een verlicht denker van rolletjes WC-papier.

Een heerlijk boek, wellicht voor een beperkt publiek. De titel had misschien dan ook meer wervend gekund, iets als “Hoe de humboldtpinguïn aan zijn naam komt” bijvoorbeeld, tenzij Rottiers van plan is ook “De D van Darwin” te schrijven, en de “De E van Einstein”?