Korneel De Rynck

Heb je bewust gekozen om voor kinderen te schrijven of tekenen of is dat eerder toevallig zo gekomen?: 
Nee, dat was geen bewuste keuze. Ik heb bewust gekozen om te schrijven, dat wel, maar ik ben gestart met non-fictie en geschiedenis, in het verlengde van mijn studies. Mijn eerste boek ging over de Joegoslavische oorlog, mijn tweede over de Eerste Wereldoorlog. Veel oorlog dus, en zware kost. Ik moest er telkens een heleboel bronnen en interviews voor verwerken. Daarna had ik nood aan iets lichters, iets waarvoor ik enkel mijn eigen verbeelding nodig had, en iets waardoor ik me ook echt een ‘schrijver’ zou voelen. Toen mijn oog viel op een boek van Toon Tellegen, heb ik mezelf uitgedaagd om ook eens wat dierenverhalen te schrijven. Ik ben buiten aan een tafeltje gaan zitten en ben begonnen met het neerpennen van ideeën en verhalen. Een tijd later heb ik die opgestuurd naar uitgeverijen, en Pelckmans sprong op de kar. Uiteindelijk heb ik het boek ‘Waarom een bos geen ramen heeft’ uitgebracht in de week dat mijn eerste kindje werd geboren, mijn zoon Kamiel. Het was het mooiste geboorteschenk dat ik hem kon geven. Op het geboortekaartje stond ook een illustratie uit het boek. Het tweede boek, ‘Hoge beren vangen veel wind’, heb ik geschreven voor mijn tweede kindje, mijn dochter Marthe. Voor elk kind een boek. Zo hoort het, als schrijvende vader.
Bekijk je je eigen werk vaak en kun je daar van genieten of zie je alleen wat beter kan?: 
Het gebeurt wel eens dat ik eens een paar verhaaltjes herlees, doorgaans na een recensie of een reactie, en dan ben ik best trots op mijn plot en mijn vondsten van weleer. Zie ik dan ook wat beter kon? Niet echt. Ik heb mijn verhaaltjes tijdens de schrijffase zodanig veel herwerkt dat ik ze nu wel als af en afgerond beschouw. Ik zie geen andere ‘oplossingen’ dan diegene die ik indertijd na rijp beraad heb gekozen. Anders gezegd: ik ben zodanig perfectionistisch tijdens het schrijfproces dat ik het achteraf niet meer hoef te zijn.
Hoe zou je je eigen werk omschrijven? Wat is het meest kenmerkend voor jouw stijl?: 
De bedoeling was alleszins dat mijn verhalen licht-filosofisch en humoristisch zouden zijn. Met een ‘boodschap’ of een ‘levensles’ dus, maar dan op een zeer lichtvoetige manier gebracht, verpakt in een verrassende plot met een lintje taalhumor. De verhalen zijn ook evenveel voor kinderen als voor volwassenen. Daarom schreef ik op de achterflap: voor kinderen van 8 tot 108 jaar.
Heb je bepaalde rituelen voor je start met werken?: 
Niet echt. Maar ik moet wel ontbeten hebben, anders lukt het niet. Lege maag, leeg blad.
Werk je met een vaste structuur of laat je je leiden door inspiratie?: 
Ik schrijf van ’s ochtends tot in de late namiddag (17u-18u), met enkel de middagmaaltijd en een vieruurtje als ontspanningsmomenten. Dat is het enige vaste aan mijn dagelijkse structuur. Voor de rest, tussen begin- en einduur, is alles afhankelijk van ideeën en inspiratie. Meestal begint het bij een eerste zin: ‘Op een dag… dacht de beer dat hij een boom was’, bijvoorbeeld. En dan kan het twee kanten uit: ofwel rolt het hele verhaal er spontaan uit, ofwel geraak ik al meteen niet verder. In dat tweede geval geef ik mezelf wat tijd om te brainstormen, om eruit te raken. Dan zit ik wat rond te kijken. Een buitenstaander die me zou bezig zien, zou denken dat ik niets zit te doen of de vogels in de tuin aan het tellen ben, maar ik ben mezelf wel degelijk helemaal tureluurs aan het denken. En als er echt niets komt, schuif ik het idee even aan de kant, en kom ik er dagen later op terug, in de hoop dat ik dan wel het licht zie.
Ben je iemand van vele stappen en kladversies of balt je concentratie zich samen tot alles er in één keer uit komt?: 
Het hangt ervan af. Soms ontstaat een verhaal bijna vanzelf, én voel ik meteen: dit zit goed. Daar heb ik achteraf niet meer veel werk aan, behalve wat punten en komma’s. Bij veel andere heb ik veel versies, blijf ik herschrijven omdat ik blijf haperen of omdat het einde me niet overtuigt.
Niets lukt wat je ook probeert...wat doe je met zo’n verloren dag?: 
Een echte verloren dag definieer ik als een dag waarop ik echt niéts op papier heb gezet, dus ook geen ideetje waar ik een van de volgende dagen op verder kan werken. Die momenten zijn dan wel frustrerend. Al die uren, ze zijn nooit meer in te halen… Gelukkig gebeurt dat niet zo vaak: een dag levert meestal wel iets op, ook al is het soms klein, en ontstaan tijdens een paar inspirerende minuten.
Laat je je voor het creëren inspireren door andere bronnen (muziek, boeken, internet, kunst, tijdschriften..): 
Zeker. De boeken van Toon Tellegen, en zeker de bundels ‘Misschien wisten zij alles’ en ‘Iedereen was er’, waren jaren geleden een inspiratie om zelf dierenverhalen te schrijven, in mijn eigen stijl uiteraard. En als ik bij het schrijven zelf dan ’s vastzat, las ik een aantal van zijn (volgens mij) beste verhalen, om mezelf te motiveren ook aan dat niveau te raken, om mezelf een duwtje in de rug te geven. Daarnaast luister ik tijdens het schrijven bijna altijd naar muziek, heel de dag door. Ik heb een ellenlange lijst met muzieknummers op Spotify, genaamd ‘Teveel voor Korneel’. Muziek zorgt voor sfeer, schwung, alertheid bij het schrijven. Als het wat minder loopt, kies ik muziek waarvan ik hoop dat het me over dat dood punt heen kan helpen en mijn vingers op het klavier laat tikken. Als ik wat moe ben, kies ik hardere muziek, rock of hard rock. Onbewust bepaalt die muziek soms de toon van een verhaal, of van enkele alinea’s. Als Metallica speelt, kunnen de dieren bijvoorbeeld wat stouter zijn en de dialogen wat harder. Als het zachtere muziek is, van Daniel Norgren tot Richard Hawley, kan het gaan over vriendschap, liefde, anderen helpen,… En dan zijn er soms losse verhalen en liedteksten die me iets doen, neem nu een middagjournaal op Radio 1 van Nico Dijkshoorn, of liedjes van Herman van Veen en Wannes Cappelle.
Welk boek uit je kindertijd heeft het meeste indruk gemaakt?: 
Mijn ouders, zelf echte leesliefhebbers, hadden een speels-‘kapitalistisch’ systeem om mijn broer en mij aan te zetten zoveel mogelijk te lezen: ons zakgeld was namelijk gebaseerd op het aantal kinderromans dat we lazen. Per 100 pagina’s kregen we zoveel cent. We lazen graag, maar dit was nog een extra stimulans. Ik herinner me dat ik vaak dikke boeken koos in de lokale bibliotheek, omdat dat toch efficiënter ‘verdiende’ dan een resem smallere boeken. Ik las de boeken ook echt van a tot z, ik speelde niet ‘vals’. Een van de boeken die me geld heeft opgebracht, was de klassieker Kruistocht in Spijkerbroek van Thea Beckman. Misschien heb ik met het geld een jeansbroek gekocht, ik weet het niet meer. Mijn vader las ook boeken voor. Ik herinner me dat ik vooral in de ban was van de verhalen over Old Shatterhand en Winnetou, geschreven door Karl May. Daar zaten we in spanning naar te luisteren.
Welk boek las je onlangs?: 
Ik heb de voorbije maanden honderden meer specialistische boeken (en thesissen) gelezen, voor mijn nieuw non-fictieboek. Maar het laatste literaire boek dat me echt overtuigde, was HhhH van Laurent Binet, een zeer originele combinatie van geschiedenis en historisch verantwoorde verbeeldingskracht.