Zigeunergebroed

Gent, 1815 - 1830. Romanie van Pottenberghe is een allesbehalve alledaags meisje. Haar felle karakter heeft ze van haar zigeunermoeder die onder de guillotine stierf toen Romanie nog een baby was. Van haar vader, een succesvol ondernemer uit de gegoede burgerij, leert Romanie wapens hanteren en zelfstandigheid verwerven. Op haar zeventiende is Romanie een vrouw die met beide voeten in de wereld staat. Ze werkt als vroedvouw en gelukkig is met haar man Gaëtan, een veelbelovend advocaat. Maar dan wordt haar vader met de dood bedreigd, evenals koning Willem, met wie hij een goede band heeft. Na enkele spectaculaire dagen en nachten moeten de Orangisten in Gent het onderspit delven en moeten o.a. vader en dochter voor het jonge Belgische gerecht verschijnen.
Hoewel het boek geschreven is vanuit het standpunt van de zeventienjarige Romanie, slaagt de auteur er niet in haar als een geloofwaardig personage neer te zetten. Daarvoor wijdt hij te veel uit over alles en nog wat, lijkt hij vooral zijn eruditie in de verf te willen zetten, en moet je als lezer de eerste 140 bladzijden echt doorworstelen. Daarna schiet het boek in een stroomversnelling die dan weer volledig overhelt naar de andere kant. Onwaarschijnlijke gebeurtenissen volgen elkaar in een onmogelijk tempo op, in zo’n schril contrast dat het ook weer niet aangenaam lezen is. Ook de taal draagt niet bij tot leesplezier, getuige een voorbeeld: “Ik kom er eerlijk voor uit dat deze voor helden van de vroeger geldende gewoonten schijnbaar heilloze omwenteling de weg heeft gebaand voor vreemden.” (p. 109). Ik weet niet wat de taakverdeling was tussen Pat van Beirs en Jean-Claude van Rijckeghem bij hun schrijven van 'Jonkvrouw' en 'Galgenmeid', en de opdracht “Voor Jean-Claude, met wie ik het niet had gekund” is uiterst intrigerend, maar ik weet zeker dat ik die boeken ver boven dit verkies.