Thuis draag ik bij me

Wassim, Romeo en Laila zijn drie tieners die door oorlogsomstandigheden hun thuisland Syrië zijn ontvlucht. In chronologische volgorde krijg je het verhaal te horen hoe het was tijdens de rellen, tijdens hun vlucht langs Griekenland, dwars door de Balkan en na hun aankomst in Nederland. Ze vertellen vanuit het ik-perspectief. Daardoor krijg je veel informatie over hun gevoelens, hun reden tot vluchten, hun angst ... Regelmatig blikt het hoofdpersonage terug naar zijn of haar verleden in Syrië. Je leert hun gewoontes kennen.

De verhalen geven ons een andere kijk op vluchtelingen. Het is schrijnend hoe jonge kinderen, helemaal alleen, verplicht worden om hun land te verlaten uit veiligheid voor zichzelf of hun familie. Dat het niet steeds positief eindigt, merken we ook in de verhalen. We kennen allemaal de verhalen van de bootvluchtelingen. Met dit boek worden de verhalen levendig. De drie hoofdpersonages kennen elkaar aanvankelijk niet. Maar door omstandigheden komen ze terecht op dezelfde boot. Ook die boot komt in gevaar en haalt de overkant niet. Er zijn slechts enkele overlevenden. De tieners krijgen tijdens hun overtocht hulp van landgenoten. Mensen die hen opnemen alsof het familie is. Dat is heel herkenbaar. Niks wordt je bespaard als lezer. Alle schrijnende verhalen die je ooit las, komen hier ook voor. Je leert ook de keerzijde van de medaille kennen. De tieners worstelen met de tweestrijd om veilig in Nederland te geraken en het het missen van hun geboorteland. Het is geen happy end-verhaal. Met niet elke jongere op de vlucht, loopt het goed af. Ze komen snel in een fout milieu terecht. Als drugskoerier werken is het enige reddingsmiddel om aan geld te komen. Toch mis ik diepgang. Bepaalde schrijnende situaties worden, naar mijn gevoel, te snel beschreven: ik mis ontroering. Bepaalde situaties worden "er bij gesleurd" en zijn overbodig. Toch leest het boek in één ruk uit omdat het heel vlot is geschreven en stof geeft tot nadenken.