Sprookjes en verhalen

Onsterfelijk zijn ze, de sprookjes en verhalen van Hans Christian Andersen en dat is mee te danken aan de vele illustratoren die ze telkens opnieuw in beelden tot leven wekken. Voor deze nieuwe uitgave ging Jan Jutte de uitdaging aan. Daarmee verwerft hij een plaats in de rij illustere Nederlandse voorgangers als Rie Cramer, Epo Doeve en Lidia Postma. De vertaling van Annelies van Hees is niet nieuw. Die vormde ook al de basis voor de spraakmakende uitgave uit 1992, met illustraties van negen kunstenaars, waaronder Charlotte Dematons en Annemarie van Haeringen.
In een nawoord verantwoordt Van Hees haar vertaalstrategie. Ze heeft getracht "een zeker evenwicht te bewaren tussen het respect voor de auteur en zijn teksten enerzijds en de verwachtingen van de moderne, hopelijk jeugdige, lezer anderzijds". Deze aanpak levert een soepele tekst op die zich goed laat voorlezen, al zal een woordje uitleg hier en daar voor jonge lezers wel nodig zijn. Die uitleg kan de lezer vinden in de lijst met aantekeningen achteraan, net als uitleg bij mythologische figuren en cultuurspecifieke termen, naast Andersens inspiratiebronnen. De vertaling blijft vrij dicht bij de beeldrijke stijl van Andersen, al splitst Van Hees wel de meeste lange zinnen en vervangt ze verouderde woorden door moderne. In haar nawoord wijst de vertaler er nog op dat lang niet alle verhalen geschikt zijn om voor te lezen aan kinderen. Dat blijkt meteen uit passages als de volgende: "Hij was betoverd door de vorm, hij had alleen naar de verpakking gekeken en niet naar wat erin zat en dat is ongelukkig, in een huwelijk is dat heel ongelukkig. Als de verpakking loslaat en de glitter eraf gaat, dan heb je spijt van de handel". Het wekt dan ook geen verwondering dat van de 156 verhalen er maar een tiental populair geworden zijn, waaronder onsterfelijke klassiekers als 'De prinses en de erwt', 'Duimeliesje' en 'De sneeuwkoningin'.
De talrijke illustraties van Jan Jutte maken van dit boek een waar feest voor het oog. Hij koos voor een grote variatie in formaat, kleurgebruik en stijl, waarmee hij probeert het wezen van elk sprookje te vatten. Zijn typerende naïeve, volkse en humoristische stijl komt ten volle tot zijn recht in sprookjes als 'De tondeldoos', met de boerse soldaat die bijna bezwijkt onder 'De reuzenhond' of 'De varkenshoeder', met de nuffige, verwaande prinses die zelfs een spiegelbeeld op haar eigen jurk draagt. Jutte doorbreekt ook taboes. De verwaande keizer zet hij openlijk in zijn blootje en de zeemeermin die naakt aanspoelt op het strand is niet alleen verleidelijk voor de prins. Voor de meeste illustraties gebruikt Jutte waterverf in een rijk kleurenpalet, maar sommige scènes beeldt hij af met schaduwen in de traditie van de Commedia dell Arte. Daarbij schuwt hij ook de griezel niet. Bij verschillende sprookjes beeldt hij geraamtes of de dood uit, zoals bij 'Klaas Vaak' of 'De dochter van de modderkoning'. Geregeld weet hij te verrassen met originele interpretaties. Zo beeldt hij de harteloze voorbijgangers in 'Het meisje met de zwavelstokjes' af als ratten in lange, zwarte mantels.
Voor wie Andersen van een andere, kleurrijke kant wil leren kennen, is dit boek een echte aanrader.