Een praktische handleiding voor het schrijven van zowel poëzie als verhalen. Waarin je vooreerst heel wat te weten komt over dichtvormen en verhaalsoorten, over verhaalstructuren, over boeken- en poëziesites. Waarin je daarnaast heel wat tips krijgt om te leren schrijven. En dat begint voor de auteur terecht bij aandachtig lezen: door bijvoorbeeld een stukje tekst te kiezen dat je bijzonder spannend vindt en dan te bekijken hoe de schrijver dat voor elkaar krijgt. Maar waarin je vooral een vijftigtal schrijfoefeningen voorgeschoteld krijgt. Bijvoorbeeld om een verjaardagsfeest te beschrijven, vertrekkend van een lijstje woorden die in je herinnering naar boven komen wanneer je alle zintuigen overloopt: wat zie, hoor, ruik, proef, voel je. Om zo tot een rijker verhaal te komen, met een rijker woordgebruik, waarin je de lezer niet beschrijft, maar laat ervaren hoe het feest was. Of een oefening in beeldspraak waarin je een klasgenoot beschrijft door zijn uiterlijk, gedrag, karakter te beschrijven met vergelijkingen. Of nog om – vooraleer je aan een verhaal begint - een paspoort te maken van je hoofdpersonage, met bepaling van zijn uiterlijk, maar ook gezinssituatie, vriendenkring, karakter, probleem, zelfs met een moodboard erbij. Het is leuk dat de auteur ervoor gekozen heeft te illustreren met voorbeelden van kinderen. Dit kan kinderen alleen maar sterken in de gedachte dat je dit zelf kan bereiken. Het handschrift én de taalfouten versterken nogmaals het bereikbare karakter. Misschien mocht er iets minder herhaling in, maar dit boekje is anderzijds natuurlijk niet bedoeld om van voor naar achter in één ruk te lezen. En voor sommige tips heb je echt wel geen boek nodig, zoals lid worden van de bibliotheek bijvoorbeeld. Vooral de schrijfoefeningen zijn zeer waardevol, voor gebruik thuis, maar zeker ook voor in de klas, waar de koudwatervrees voor bv. poëzie schrijven groot is.