Schimmen uit de vergeetput

Het infernaat - Kadavergedaver - Duistere Middeleeuwers

‘Schimmen uit de vergeetput’ brengt drie griezelboeken samen. Het eerste is ‘Het Infernaat’. Op 1 september vertrekt Deborah naar het internaat, of ‘infernaat’ zoals ze het zelf noemt. Mama en papa kunnen haar onhandelbaar gedrag niet langer aan. Een strengere hand kan haar wellicht terug op het rechte pad brengen. Dat ‘Debootje’ het hier niet mee eens is spreekt vanzelf. Onhandelbare tieners zijn de helden in dit verhaal. Grofgebekt is cool en volwassenen zijn zielig. Als dat de waarden zijn die je jouw kind wil meegeven zit je alvast goed. Bij aankomst in het infernaat krijgen we even hoop op een spannend verhaal. Een auto die op mysterieuze wijze door ‘iemand’ van het spoor geduwd wordt ... Jammer genoeg gaat de auteur niet verder op dit pad. Deborah leert een paar zielsverwanten kennen waaronder ‘een blonde god’ en we slenteren wat verder in een reeks ontmoetingen met fabelwezens en vreemde paters. Die kunnen echter niet tippen aan de creaties van J.K. Rowling en lijken eerder paginavulling. De illustraties erbij doen de fantasie geen eer aan. Zo moddert het boek wat verder aan tot er dan plots toch iets gebeurt. Onze helden komen terecht in een spannende achtervolging die jammer genoeg uitloopt op een sisser. Het tekort aan verhaallijn wordt ruimschoots gecompenseerd door de hoeveelheid scheldwoorden. Creatief hoe de auteur er zoveel in het verhaal verwerkt heeft gekregen. Hier en daar nog wat tienerliefde en afkeer voor volwassenen erdoorheen en de opstandige zesdeklasser likkebaardt. Wij blijven jammer genoeg geïrriteerd achter. Én vastbesloten dat mijn dochter dit verhaal alvast niet in handen krijgt.

Het tweede boek is ‘Kadavergedaver’. In deze vertelling zijn er enerzijds Leonard Graf en Leonie Zerk die hun familie herenigen en op zoek gaan naar hun jongste telg, Jean-Claude. Niets bijzonders ware het niet dat zij allen al minstens vijftig jaar dood zijn. Anderzijds zijn er broer en zus Maarten en Lara, die af te rekenen krijgen met inbrekersduo Joris en Boris. Op het hoogtepunt van het verhaal kruisen beide lijnen zich. Een entertainend verhaal waarin de sterke familieband als waarde naar voren geschoven. Voor de rest verloopt het vrij voorspelbaar: kinderen die alleen thuisblijven tijdens een zwaar onweer, doden die uit het graf opstaan en het standaard boevenduo. Sympathiek en niet té eng voor de beginnende lezer van het genre.

Als derde en laatste boek is er ‘Duistere Middeleeuwers’. Tijdens een wandeling door de tuin van haar nieuwe huis komt Griet door het volgen van een rode draad in een diepe vergeetput terecht. De put blijkt een restant uit de middeleeuwen te zijn, de tijdsperiode die Griet mateloos fascineert. Tijdens haar ondergronds verblijf ontmoet ze een aantal figuren: Hannes de Minnezanger, Kwal de Kwelgeest, Jan Zonder Vlees ... Geen van deze personages springt eruit qua originaliteit. Behalve die ontmoetingen gebeurt er niet veel spannends. Even is er een draak, maar ook dat draait op niets uit. Het hoofdpersonage ergert zich aan haar reisgezellen. Als lezer erger je je aan de schrijfstijl, de flauwe verwijzingen naar personages en ‘flauwe mopjes uit de 21ste eeuw’, de vervelende gedichten van Hannes 'De Minnezanger' die om de zoveel pagina’s weer opduiken. In het laatste hoofdstuk komt Griet Bob Bobijn tegen, die haar rode draad produceert (heb je ‘m?). Om het verhaal een wat diepzinnig einde te geven wordt er de vergelijking tussen dolende ridders en schrijvers opgediept. Schrijvers blijven liever ronddolen om zo nooit het antwoord op hun vragen te vinden, want dan heeft het schrijven van verhalen geen zin meer. Ik had graag geweten met welke vragen de schrijver zat toen hij dit inspiratieloze verhaal schreef. 
Naar mijn mening is enkel het verhaal Kadavergedaver uit de bundel ‘Schimmen uit het verleden’ iets dat ik eventueel nog zou bijhouden. De overige twee belanden rechtstreeks in de prullenbak.