Schijndood

Kris Blanken is een jonge Amsterdamse student met een passie voor tekenen. Hij woont op kamers met Jelmer en Dominique. Op het eerste gezicht heeft hij alles om gelukkig te zijn. Maar Kris wordt gekweld door angstdromen. Eigenlijk gaat het al zolang hij zich herinneren kan om dezelfde droom: hij zit in een klein kamertje, de deur op een kier. Door die kier ziet hij allerlei gedaanten voorbij schuifelen. Hij weet dat hij naar buiten kan, maar hij durft niet. Iets zegt hem dat daarbuiten vreselijke dingen op hem wachten. Net als hij de moed vat om door de deur te gaan, ziet hij zijn spiegelbeeld en beseft hij dat hij halfdood is. Dan wordt hij wakker. Op zijn vierde verjaardag al zei Kris tegen zijn moeder: “Mama, ik ben dan wel een kind, ik heb een heel oud hoofd.” Blijkbaar voelde hij als kind al aan dat iets uit een ver verleden hem parten speelde. Nu, zoveel jaren later, besluit hij op aandringen van Dominique om dat iets uit te zoeken. Hij begeeft zich op vreemd terrein wanneer hij bij Dominiques tante te rade gaat. Zij is reïncarnatietherapeute. Via hypnose komt Kris terecht in het zeventiende-eeuwse Amsterdam. Hij heet niet langer Kris, maar Olivier Moeriaans, een veelbelovend kunstschilder in wording. Olivier is de zoon van een apotheker. Het gaat hem erg voor de wind. Tot op de dag dat zijn leven wreed overhoop wordt gehaald: de rode plekken op zijn huid zijn de eerste tekenen van melaatsheid. Onmiddellijk moet hij de stad uit, weg van zijn vrienden en familie. Hij krijgt de leprozenkledij en de opdracht anderen te mijden ‘als de pest’. Olivier probeert ondanks alles zin te vinden voor zijn leven. Hij vecht tegen de ziekte, tegen de regels van de wet. Maar het zal een vergeefse strijd blijken. Hoe meer Kris zich verdiept in zijn ‘voorganger’, hoe meer zijn angsten verdwijnen. Stilaan komt er begrip. En met de rust die hij vindt, komt er ook tijd voor liefde ... Simone van der Vlugt beschrijft bijzonder levendig het Amsterdamse leven in het zeventiende eeuw. Ze brengt straten tot leven, hele markten zelfs. Je hoort als het ware de paardenhoeven klikken op de straatstenen, de marktkramers hun waren aanprijzen, maar je voelt ook de angst voor dé ziekte, ruikt de stank van de doden. Het verhaal van Olivier Moeriaans is dat van velen uit die tijd, wat van der Vlugt ook toelicht in een epiloog. Het maakt haar boek leerrijk. Het nuttige aan het aangename gekoppeld dus, want aangenaam leest het zeker. In een vlotte stijl verhuist de schrijfster van het nu naar het verleden. Alleen slaagt ze er niet om de spanning uit het verhaal van Olivier hoog te houden in het heden van Kris. Zijn relatie met Dominique is voorspelbaar. De hele setting van het nu lijkt niet meer dan een aanknopingspunt om tot een historische roman te komen. Bovendien is de hele reïncarnatiegedachte niet voor iedereen een geloofwaardige instap. Maar goed, het heet dan ook een fictieve roman.