Schijnbewegingen

‘Schijnbewegingen’ speelt zich af in Londen anno 1894. De zestienjarige volksjongen Adrian Mayfield maakt daar kennis met de ‘Purperen Hofhouding’, de artistieke, excentrieke, decadente entourage van Oscar Wilde. Adrian droomt van een zorgeloos leven in rijkdom en liefde, maar de werkelijkheid die hem ten deel valt, steekt schril af tegen die droom. Hij moet al zijn trots opzijzetten en zich prostitueren om niet te verhongeren. Toch houdt hij het hoofd rechtop. En er zijn best ook lichtpunten in zijn armoedig bestaan. Het poseren voor kunstschilder Vincent bevalt hem wel. De kunstschilder zelf laat hem ook niet onverschillig. Geleidelijk raakt hij met zichzelf in het reine over zijn homoseksualiteit, al beschouwt de wet het als een misdaad om die geaardheid ook in daden om te zetten. Het kunstenaarsmilieu uit het Victoriaanse Londen verwacht je niet zo gauw als setting in een 21ste-eeuwse adolescentenroman. Een aantal jonge lezers zal zich ongetwijfeld a priori laten afschrikken door die bevreemdende wereld. Wellicht nog talrijker zijn degenen die een turf van ruim 500 bladzijden beschouwen als een beproeving die zij liever aan zich voorbij laten gaan. Zo lopen zij een smakelijke, wat ondeugend gekruide brok onderhoudende en avontuurlijke literatuur mis. Tenzij iemand hen weet te overtuigen van hun ongelijk (een andere jonge lezer, een leraar, of wie weet wel een recensent …). Eenmaal je de eerste hoofdstukken achter de kiezen hebt, heeft de smaak van het verhaal je te pakken, al dan niet tot je eigen verbazing. Aan het woord is een nuchtere volksjongen, beslist geen doetje, die alles en iedereen, ook zichzelf, met een flinke portie relativerende ironie bekijkt. “Het was nou niet meteen mijn droom geweest om schildersmodel te worden. Als iemand het me een jaar geleden had voorgesteld, had ik hem keihard in zijn gezicht uitgelachen. Maar nu dacht ik: en waarom niet? Als een Vlaamse flikker een prins in me zag en een Amerikaanse miljonaire een klassieke Griek, kon ik toch zo lelijk niet zijn? En als je zelfs met een kop als de mijne zittend je geld kon verdienen, zou je gek zijn als je nog een baantje aannam waarbij je je benen vanonder je gat moest rennen” (p. 114-115). Adrian slaat zich door het leven als een 19e-eeuwse picaro. Hij blijft steeds in zekere mate een buitenstaander. Zijn scherpe observatie en rake tekening van het sociale gebeuren - de ene keer bij de rijken, dan weer bij de armen - zijn ontwapenend. De verteller munt uit in levendige, plastische taal. Waarom er zo veel gevochten wordt in de volkskroegen? “De overgang van peis en vree naar volledige razernij was zo onverwacht en massaal dat het leek of de kroeg al de hele avond op een aanleiding had gewacht. Ze wilden iemand haten. Ze hadden iemand gevonden om te haten. Gezwellen vol woede, etter en pus, die wekenlang hadden kunnen rijpen, barstten open. Ze sloegen erop: op een vent met een grote bek en kanariepieten, alsof hij hun baas was, de kerel die de huur ophaalde, hun wijf dat de aardappels liet aanbranden. Eindelijk, aan het eind van de week, hadden ze iemand gevonden om op te slaan” (p. 209). Of het in de gegoede stand beschaafder toegaat? “Maar ik wist wel dat Vincent in dit groepje het jochie was dat graag bij de grote jongens wilde horen, maar zelfs met de grofste brutaliteiten en de gevaarlijkste waagstukken nooit aan hun eisen zou kunnen voldoen. Als ze de kans zouden krijgen, zouden ze niks van hem heel laten. Blijkbaar ging het in de dure restaurants van Londen net zo als op het schoolplein, zij het met meer elegantie. En meer onderhuids venijn.” (p. 158-159). Het ergste schorremorrie van de hogere kringen zijn de gehaaide afpersers: “Panters. Laten we hen panters noemen. Oscar noemt hen in elk geval zo. Exotische, maar veeleisende huisdieren. Je schijnt ze niet aan te kunnen halen zonder ze eerst met gouden halsbanden en hertenbiefstukken te paaien. En ook dan hebben ze nog de reputatie gemeen te kunnen bijten …” (p. 235). Bij momenten wordt er ook door adellijke lui zeer liederlijk gescholden (p. 398-399). Het atelier van Vincent vormt een eiland van rust, authenticiteit en beschaving te midden van het dagelijkse strijdgewoel. Zoals de jonge kunstschilder in het boek uitgebreid onderzoek verricht om zijn David tot in de details historisch correct af te beelden (met de juiste sandalen, bijvoorbeeld), zo heeft Floortje Zwigtman de historische Purperen Hofhouding en het Londen van 1894 grondig onder de loep genomen voor haar boek. Een deel van de dramatisch personae zijn historische figuren, andere zijn fictief. Een lijst achteraan in het boek geeft uitsluitsel over de categorie waartoe elk personage behoort. Het achterplat kondigt aan dat ‘Schijnbewegingen’ het eerste deel vormt van een tweeluik “over het vinden en verliezen van liefde”. Dat zet meteen een domper op het happy end van dit deel. Het motto, ontleend aan J. K. Jerome, wees de lezer er al voor de aanvang van het verhaal op dat van de liefde geen duurzaam heil te verwachten valt: “Love is like the measles; We all have to go through it”.