De code van een groep spionnen werd gestolen. Twee ex-medewerkers, Arnor en Kirstin, willen deze voor een grote som geld verkopen aan de maffia. Deze code is heel belangrijk voor de organisatie omdat de hele werking erin uitgelegd is. Sam en Daphné volgen Arnor en Kirstin op de voet tot in Peking, waar ze geconfronteerd worden met de machtige maffiabaas Liu. Hij wil uit alle macht de code in handen krijgen. Het wordt een hels avontuur, in ware James-Bondstijl. Samen met de plaatselijke Chinese recherche kunnen Sam en Daphné de twee ex-medewerkers van een gewisse dood redden en uiteindelijk op de valreep de code bemachtigen. Liu en zijn machtig leger worden net op tijd verslagen zodat een wereldramp wordt voorkomen.
Het verhaal is één werveling van acties met ongelooflijke stunts en speciale gadgets waarmee de spionnen zich tegenover een overmacht aan soldaten kunnen verdedigen. Toch komt dit avonturenverhaal erg mager en oppervlakkig over. Het geeft de indruk van een snel geschreven scenario waarbij de strijd erg makkelijk wordt beslecht met een of ander futuristisch aandoend wapen. De spanning en de intriges volgen elkaar in sneltempo op maar kunnen door hun voorspelbaarheid weinig boeien. De personages zijn zwart-wit getypeerd en erg oppervlakkig geschetst.
De weinig boeiende vertelstijl en het zwakke scenario zorgen voor een lage score.