Rossy dat krantenkind

Amerika, net voor de Tweede Wereldoorlog. De vijftienjarige Rossy droomt ervan om danseres te worden. Ze droomt ook van een eigen huisje voor haar ouders en haar zeven broerjes en zusjes. Haar ouders zijn arm, maar toch weet haar moeder een aardig spaarpotje aan te leggen. Tijdens haar krantenronde vindt Rossy een stukje grond waar niemand op wil wonen. Tot groot ongenoegen van de deftige buren, bouwen ze de hele zomer aan een eigen huis. In de winter slaat het noodlot toe: de kachel ontploft en het huisje gaat in vlammen op. Met gevaar voor haar eigen leven weet Rossy haar jongste broertje uit zijn wiegje te redden. Ze belandt echter zelf in het ziekenhuis met zware brandwonden en moet haar grote droom opgeven. Maar ze slaat er zich dapper doorheen. Haar verhaal heeft een gevoelige snaar losgemaakt in de buurt: terwijl Rossy maandenlang in het ziekenhuis ligt, helpt iedereen – zelfs de buren - mee om haar en haar familie een nieuw dak boven het hoofd te geven. De tegenstelling tussen de wilde verhalen die over haar de ronde doen en de eenvoud waarmee ze haar lot draagt, wordt zeer mooi en subtiel weergegeven. En ook al is dit boek een beetje gedateerd, het staat nog steeds als een huis! De vele malen – ook internationaal - gelauwerde An Rutgers van der Loeff wist hoe ze haar lezers aan hun stoel kon kluisteren: ze schreef spannende, realistische verhalen met veel aandacht voor de gevoelens van haar hoofdpersonages. Ze was een veelzijdig, betrokken en geëngageerd schrijfster, die trachtte vooroordelen weg te werken, verschillen tussen verschillende (sub)culturen te overbruggen, misverstanden op te ruimen en begrip te kweken voor anderen. De boodschap was belangrijker dan de vorm, en daarom ging er veel meer aandacht naar de inhoud dan naar de verpakking. Dat geldt ook voor dit boek, dat na 57 jaar, zij het hertaald (door Greet van den Eshof), er nog steeds in slaagt lezers te ontroeren.