Reinaert de Vos ... gerapt

Sinds de lente van 2006 heeft het Nederlandse muziektheater Zuvuya het beroemde Middelnederlandse dierenepos 'Van den vos Reynaerde' in zijn repertorium opgenomen. Rapper Charlie May bewerkte de tekst en componeerde muziek voor een rapversie van de Reinaert. Nu, bijna twee jaar later, komt de honderdste opvoering van de Reinaertrap in zicht. Vooral scholen zijn geïnteresseerd in deze eigentijdse versie van het middeleeuwse epos en de formule blijkt aan te slaan, zo moge blijken uit de vele reacties die op de website van het theatergezelschap terug te vinden zijn (http://www.muziektheater.info/). Op vraag van Uitgeverij Holland heeft Charlie May zijn tekst nu ook in boekvorm uitgebracht. Hoewel de uitgave vergezeld wordt van een cd waarop de hele raptekst te beluisteren valt, wordt de theatervoorstelling door deze publicatie zeker niet overbodig. De opvoering beperkt zich immers niet alleen tot de rap, maar bestaat ook uit multimediapresentaties waarin expliciet de link naar de huidige maatschappij wordt gelegd. Daarnaast zijn er ook enkele theaterscènes die voor extra spektakel zorgen. Het boekje en de cd lijken heel goed bruikbaar in de klas. Leerlingen zullen aangenaam verrast zijn wanneer ze vaststellen dat oudere literatuur op een eigentijdse manier kan benaderd worden, zonder dat er afbreuk moet worden gedaan aan de oorspronkelijke betekenis. Charlie May heeft 'Van den vos Reynaerde' herschreven in een 600-tal regels, waarbij hij uiteraard heel wat verkortingen heeft doorgevoerd: de Middelnederlandse tekst telt namelijk meer dan 3000 verzen. De proloog wordt bijvoorbeeld niet opgenomen, het pleidooi van Grimbeert wordt in de gerapte versie bondiger, de lekenbiecht van de vos klinkt veel korter enz ... Toch is de auteur erin geslaagd om aan de essentie van het dierenepos niet te raken. De selectie van de scènes gebeurde oordeelkundig en May verstaat de kunst om bondig en snedig te verwoorden. Op het eerste gezicht lijkt het wel alsof de Middelnederlandse verzen ritmisch veel natuurlijker lopen, maar die indruk verandert bij het beluisteren van de rap. Dan wordt duidelijk dat Charlie May de tekst specifiek naar rap toe heeft herschreven en dat ook met veel vakmanschap heeft gedaan. Gerapt en met een passende beat eronder, klinkt alles prima. Het boekje wordt ingeleid door Herman Pleij, emeritus hoogleraar historische Nederlandse letterkunde van de Amsterdamse universiteit. Pleij beklemtoont de gelijkenissen tussen May’s benadering en deze van middeleeuwse voordrachtkunstenaars. Hij doet dat op zo’n manier dat het lijkt alsof de hoogleraar in een vorig leven zelf zo’n woordkunstenaar moet zijn geweest of minstens toch enkele opvoeringen live bijwoonde. In elk geval kan ik zijn globaal oordeel zeker onderschrijven: “[Charlie May] maakt, ook dankzij de voortreffelijk bekkende vertaling, van de middeleeuwse Reinaert weer een bijzonder actuele tekst.” Verder bevindt zich achterin een toelichting met extra uitleg over de handschriftelijke overlevering van het beroemde dierenepos. Vreemd genoeg staat hier niets te lezen over de ontstaansdatum van het werk zelf. De informatie in de laatste paragraaf overlapt dan weer met deze in het voorwoord. Deze toelichting wekt de indruk wat ondoordacht en met haast tot stand te zijn gekomen. Wel interessant is de afsluitende Middelnederlandse tekst met een fragmentje uit het Comburgse Reinaert-handschrift en een internetlink voor wie de volledige tekst van dit handschrift wil lezen.