Prutsers & pechvogels

Over historische missers

Ze zijn in de mode, de humoristische boeken over geschiedenis voor de jeugd. Denk maar aan de series rond Professor Kleinbrein, Julius Zebra en Nurdus Maximus.

Prutsers en pechvogels neemt echter een loopje met de geschiedenis. Aan de ‘historische missers’ uit de ondertitel zit meer dan een reukje. Dat kun je al merken in de inleidende ‘museumgids’, met dwaze combinaties en verdraaide woorden: ‘Hartelijk welkom bij de tentoonstelling Prutsers & Pechvogels in ons Rijksmuseum voor Hostirische Oenen.’ De auteurs creëren weliswaar een schijn van historische waarheid door namen en data te vermelden, maar ondergraven die voortdurend door de absurde situaties. In 1928 vonden er inderdaad Olympische Spelen plaats in Amsterdam, maar er werd helemaal geen speer het stadion uitgegooid, en al helemaal niet door een voorbijganger terug het stadion in gegooid, leidend tot een knettergek proces. In de zeventiende eeuw heerste er inderdaad een tulpenmanie, maar de miskoop van de eeuw, die ervoor gezorgd zou hebben dat het huwelijk van ene Gerardus Gerritzoon op de klippen liep, is verzonnen. En hoewel de ellende van de honderdjarige oorlog echt bestaan heeft, liep er toen geen generaal Páripà rond en evenmin een smid Dubouillon.

Grappige namen zijn maar een van de vele humoristische trucs die de auteurs toepassen. Frequenter zijn de absurde vergelijkingen als ‘zo kaal als het kontje van een regenworm’ en ruimer de scabreuze situaties met veel viezigheid zoals in Teuns ‘heelsmeer’: ‘Goede heelsmeer stinkt erger dan kattenkots, de stront van een ziek varken en zweetvoeten van een oud wijf met koorts bij elkaar.’ Grappig bedoeld (maar lang niet altijd leuk) zijn ook de verdraaide spreuken bij elk verhaal zoals 'Je moet de smeer niet verkopen voor je zelf genezen bent.'

In een aantal verhalen is de humor goedkoop, en gaat die samen met een zwakke opbouw, zoals in ‘De haardief’, dat al even stuntelig in elkaar geflanst is als pruiken van meneer Robert, met een te snelle afloop en flauwe humor over brandende pruiken en ‘kontharen’. Toch bevat het boek ook leuke verhalen. ‘Het oudje’ is een fraai voorbeeld van hoe de auteurs een onmogelijk voorval voor de lezers geloofwaardig maken. Teun en zijn oom Marcus zijn raak getypeerd als eersteklas bedriegers en pechvogels in de picareske traditie. Ook de parodie op slaapverwekkende boeken in ‘Een heel vreemd mailtje’ is amusant. Kortom, Prutsers & pechvogels is een boek dat nu eens doet grijnzen, dan weer schaterlachen, maar soms ook laat geeuwen.