Pokerface

De zestienjarige Dennis Doyle leidt een heel gewoon leventje: hij gaat naar school, heeft veel vrienden, een vriendinnetje – Kelly – en een eigen hoveniersbedrijfje waarmee hij voldoende geld wil verdienen om zijn droomauto te kunnen kopen. Alles gaat zijn gewone gangetje, tot hij op een avond gevraagd wordt om een spelletje poker mee te spelen. En dan is het hek van de dam, want hij wint ... en blijft winnen. Hij ontdekt dat hij een meester is in het pokerspel: hij leert het gedragspatroon van zijn medespelers lezen en het geld stroomt binnen. Maar hoe meer hij wint, hoe meer het spel hem in zijn greep krijgt, en hoe meer hij zich van de wereld afkeert. Het gaat hem niet om het geld als dusdanig, maar om de kick van het winnen, om het gevoel de beste te zijn. Dat hij daarbij al zijn vrienden verliest, zal hem een zorg wezen: enkel het pokeren telt. Dit boek loopt niet goed af – of net wel, het hangt er maar vanaf hoe je het bekijkt. Dennis wordt rijk, maar ruïneert zijn eigen leven, en voelt zich daarbij uitstekend. Gevoelens kent hij niet meer. Zolang hij maar kan pokeren. Je leest dit boek in één ruk uit. Het is spannend en levendig geschreven. Het wordt verteld vanuit een ik-perspectief en je gaat er helemaal in mee. Het is een intrigerend en tegelijkertijd beklemmend relaas over een obsessie, en herkenbaar, want het kan iedereen overkomen. En het blijft hangen. Zonder een waardeoordeel uit te spreken, zet het je aan tot nadenken. Dit boek verscheen in 2002 onder de titel ‘Ijskoud’.