Oskar en ik

Met dit nieuwe verhaal bevestigt de Noorse auteur Maria Parr opnieuw waarom ze voor mij een van de meest geraffineerde stemmen in de hedendaagse kinder- en jeugdliteratuur is. Al op de eerste bladzijde lees je: "Op de top van de heuvel in ons dorp staat een groot rood huis. Het is een beetje ouderwets en krakkemikkig, want pappa en mamma zijn niet zo handig in dingen opknappen en regelen, maar het bos is vlakbij en ’s avonds schijnt er geel knus licht uit het raam. Dat heb ik zelf gezien toen ik thuiskwam van de voetbaltraining.” Zo zet ze een toon die onmiddellijk herkenbaar is: huiselijk, realistisch en licht nostalgisch, maar nooit zeemzoet. De eenvoudige woorden, ondersteund door een kleine, sfeervolle illustratie, roepen een wereld op die veilig en vertrouwd aanvoelt, zonder dat die sentimenteel wordt.

Het verhaal wordt verteld door Ida, een achtjarig meisje dat met open blik en nuchtere gevoeligheid verslag doet van haar leven met haar jongere broertje Oskar. Hun dagelijkse avonturen, vaak veroorzaakt door Oskars ontembare fantasie en energie, leveren situaties op die zowel geestig als ontroerend zijn. Parr bezit de gave om kinderlijke logica serieus te nemen en humor te laten ontstaan uit de botsing tussen verbeelding en realiteit.

Toch blijft het niet bij lichtheid alleen. In het hart van het verhaal sluipt de dood van oom Øyvid binnen, een gebeurtenis die de vanzelfsprekendheid van het kinderlijke leven doorbreekt. Parr beschrijft het zonder pathos, met een ontroerende vanzelfsprekendheid die respect uitstraalt voor haar jonge lezers. De manier waarop de familie omgaat met Øyvids vriend, oom Bulle, getuigt van een inclusieve warmte die in weinig woorden meer zegt dan een belerend hoofdstuk ooit zou kunnen.

Wat Parr hier opnieuw laat zien, is haar meesterschap in balans: tussen humor en ernst, tussen het kleine en het grote, tussen kinderlijke blik en volwassen thema’s. Haar taal is eenvoudig, maar nooit simplistisch. Ze wekt de indruk dat elk woord met zorg en liefde is gekozen. Diezelfde balans vinden we terug in de kleine illustraties van Åshild Irgens die volkomen aansluiten bij de sfeer van het verhaal. Ze zijn realistisch en een tikkeltje komisch, maar weten tegelijk de diepere gevoelens subtiel weer te geven. Ze lijken bescheiden aanwezig, nemen ogenschijnlijk weinig ruimte in, maar ook hier is een vanzelfsprekend evenwicht gevonden dat de tekst versterkt zonder zich op te dringen.

Zoals in haar eerdere werk Tonje en de geheime brief of de beide delen van Olle en Lena nodigt Parr ook nu volwassenen uit om mee te lezen, niet uit nostalgie, maar omdat ze herinnert aan iets fundamenteels: een combinatie van mededogen, verwondering en verbeelding. Een boek om warm van te worden, voor lezers van elke leeftijd.