Noordwaarts

Puk, de ik-figuur, vertelt hoe hij met zijn ouders en zijn zus van de Zuidpool naar de Noordpool reist met een Pingobiel. Papa Pako vindt het veel te druk worden op de Zuidpool. Daarom, en ook omdat ma Pinga een meer dan gewone belangstelling heeft voor die gozer van de Pingobielgarage, vat hij het plan op om naar de Noordpool te verhuizen want daar wonen geen pinguïns. Ze reizen door Afrika, waar ze halt houden in Kaapstad, ergens aan de Angolese grens en ergens in Noord-Afrika. Dan gaat het over Spanje (Pamplona: stierenloop), Antwerpen, Stockholm, Spitsbergen om zo hun doel te bereiken. In al die stopplaatsen veroorzaakt Puk opschudding en zelfs rellen door zijn impulsief karakter. Zus Pella zeurt de hele tijd om ijsjes en ma ratelt in haar gsm en soms fluistert ze. Zus Pella is er vooral op uit om op tv en in 'de boekjes' te komen. En Pa, die rijdt overstoorbaar door.
De taal is soms dialectisch, de dialogen doen aan een theaterscript denken. De grapjes zijn af en toe leuk, maar meestal flauw. De auteur wil vooral lollig doen. De plaatsbeschrijvingen zijn stereoptiep: de gesluierde vrouwen in een niet nader genoemd Noord-Afrikaans land doen aan reuzenpinguïns denken, een associatie die er nog mee door kan. Maar in de moskee wordt vooral de onverdraagzame kant van de islam in de verf gezet. Puk wordt beschuldigd van godslastering en moet vluchten. Dat doet hij in regelrechte James Bond-stijl, hij springt van de minaret recht door het dak van een fruittent. "Appelmoes. Heel veel appelmoes. Tomatenketchup." Dat soort overdreven en hilarische situaties komen nog voor. De illustraties vallen mee maar verder is dit een boek om snel te vergeten.