Muizensoep en tranenthee

Dit boek verenigt een aantal vooral in de jaren '70 verschenen verhalen van Lobel in één band. Het zijn verhalen van Hele Grote Muis en Hele Kleine Muis, Bastiaan Big, Oom Olifant, Uil en enkele andere naamloze dieren. Wie Arnold Lobel kent van Kikker en Pad weet wat hij kan verwachten: uiterst eenvoudige maar heel fijne verhalen, prachtig geïllustreerd. Om voor te lezen aan kinderen tot een jaar of zes, en kinderen die zelf kunnen lezen, vinden deze boeken ook nog steeds heel leuk tot ze een jaar of tien zijn. De taal is simpel en heel direct, de zinnen zijn kort of worden in ook voor eerste lezertjes hapklare stukjes gehakt, die dan onder elkaar gezet worden. Een voorbeeld van een simpel doch heel fijngevoelig verhaal is het eerste, dat van Hele Grote Muis en Hele Kleine Muis. Omdat ze zo in lengte verschillen, merken ze heel andere dingen op: als ze wandelen, groet de ene de vogels en de andere de torretjes en als het regent, merkt de ene vooral de druppels op en de andere de plassen. In huis begroet de ene het plafond en de andere de vloer. Maar als aan het einde van het verhaal Hele Grote Muis Hele Kleine Muis optilt en ze door het raam kijken, zien ze wel samen de regenboog. Een klein minpuntje zijn de fabels aan het einde van het boek, korte verhaaltjes die een bepaalde spreuk moeten illustreren. Daar is Lobel niet zo goed in, de fabels komen wat geforceerd over. Zijn andere verhalen zijn net zo goed omdat ze zonder ook maar in het minst boodschapperig te zijn toch zoveel in zich dragen en daardoor een wereld creëren waarin veiligheid, liefde en warmte centraal staan.