Morgen vlieg ik naar de maan

Vik woont met zijn ouders, grootouders en de papegaai Pluisje in een torenhuis aan de rand van het bos. Toen opa Tak nog niet ziek was brachten ze samen veel tijd door in dat bos. Wanneer hij even later overlijdt, heeft Vik veel verdriet. Hij troost zich met het idee dat Opa Tak nu als fonkelende ster naast de maan schittert. Want dat is wat opa immers beloofde te doen op de momenten waarop Vik hem heel erg zou missen. Vik is er vast van overtuigd dat hij opa zal terugvinden als hij bij de maan weet te geraken. Een poging om zelf te leren vliegen draait op niets uit en vliegtuigen vliegen niet tot bij de maan. Maar wanneer hij in de krant leest dat de Bekwame Astronautenmaatschappij nieuwe leden wil opleiden, grijpt hij zijn kans. In het Sterrendorp volgt hij een opleiding tot astronaut in de hoop zo tot bij opa Tak te geraken.

In dit verhaal vloeien werkelijkheid en fantasie als vanzelfsprekend in elkaar over. Het verdriet dat Vik voelt na het overlijden van zijn opa is groot en brengt de auteur ook onomwonden tot bij de lezer. De hoop en drang om opa Tak terug te vinden, giet ze in originele acties. Dat de acties weinig realistisch zijn, stoort niet echt. Ze zorgen voor luchtigheid en een kleine dosis spanning in een verhaal waar de rouwverwerking van Vik als een rode draad doorheen loopt.

De tekst die bestaat uit korte zinnen en een woordenschat die aansluit bij het jonge leespubliek, verhoogt de toegankelijkheid en draagt bij tot inleven. Morgen vlieg ik naar de maan is het debuut van Leatitia Convent en meteen een boek dat zorgt voor een rijke leesbeleving voor wie toe is aan het lezen van langere verhalen.