Monsterlijke mythen

In 'Monsterlijke mythen' haalt Anthony Horowitz elf legendes uit de oude doos. Omdat ze volgens hem niet genoeg humor en niet genoeg bloed bevatten, maakt hij er zijn eigen versie van. Dat hij door de materie gebeten is, blijkt uit de dynamiek van de verhalen. Toch weet hij er niet de spanning en het avontuurgehalte in te brengen die we ondertussen van hem gewoon zijn.
De verhalen zijn in twee groepen opgedeeld. Een eerste deel bevat verhalen over monsters en beesten, zoals de Sfinx, de draak van Sint-Joris en Medusa. Het tweede deel vertelt over gevechten en queesten. Bekende en minder bekende mythen komen aan bod. Die uit de Griekse (bijvoorbeeld de Minotaurus) en Romeinse (over Romulus en Remus) overlevering ken je vast wel, maar er zijn er ook minder bekende: Keltische verhalen van dicht bij huis en overleveringen van andere volkeren van ver weg, zoals de Cheyenne-indianen, de Chinezen, Inca’s en Bororo-indianen. De verhalen zijn allicht minder saai dan in andere neergepende versies en het is een gevarieerd geheel, maar je geraakt er toch niet zo door geboeid dat je het in één adem uitleest.
Achterin het boek staat een lijstje ‘tien briljante beesten en machtige monsters’ en eentje met ‘tien fantastische wapens uit mythen en legenden’. De wezens en wapens worden summier toegelicht, maar komen niet aan bod in de eerder vertelde verhalen. In dat opzicht is het een wat vreemde opsomming die noch volledig is, noch verrijkend voor het boek.