Mijn Jimmy
Hakkie de ossenpikker woont op de rug van Jimmy de neushoorn. Daar eet hij alle vervelende vliegen, schuilt hij als het regent en vindt hij bescherming tegen stiekeme leeuwen. Jimmy vertelt hem tussendoor de beste moppen. Wanneer Jimmy voelt dat zijn einde nadert, bereidt hij Hakkie voor op een leven zonder hem. Dat doet hij door de avonturen die ze samen beleefden in herinneringen te gieten. Belevenissen die Hakkie zelf sterker maakt door ze flink aan te dikken.
Realistisch, ontroerend en ook gespeend van subtiele humor zijn niet alleen de door Edward van de Vendel voortreffelijk vertaalde dialogen. De illustraties zetten de gevoeligheid van dit verhaal extra in de verf. In de grijze rimpelige massa beweegt de steeds meer vermoeide neushoorn zich voort over de prenten. Daarbij staat het kleurrijke vogeltje met zijn energie in schril contrast. Maar naarmate het einde nadert versmelten de beide dieren zowel in woord als beeld in de herinneringen die ze samen dragen en op het eind zijn woorden overbodig. Op een aantal donkere bladzijden verbeeldt het silhouet van beide dieren het afscheid. Ze nemen de tijd die Werner Holzwarth in zijn voorwoord als 'tijd om te treuren' omschrijft, tot het ochtendlicht aanbreekt en Hakkie naar het vervolg van zijn leven vliegt. Op de rug van een zebra onderhoudt hij drie soortgenoten met zijn verhalen over zijn vriend Jimmy. Verhalen die hij ook nu weer flink aandikt maar ze helpen hem zichtbaar om al het moois dat ze samen hebben beleefd niet verloren te laten gaan.
Werner Holzwarth, die bekend is als schrijver van De kleine mol die wil weten wie er op zijn kop gepoept heeft, schreef dit verhaal voor zijn vijfjarige zoon Tim. De tekeningen die Tim naar aanleiding van dit verhaal maakte zijn opgenomen aan het begin en einde van het boek. Ze sluiten aan bij wat Holzwarth in zijn voorwoord schreef: dat treuren zijn eigen tijd heeft. Dat je daarna ook weer gelukkig kunt zijn. En gelukkig mag zijn. Want al het mooie wat je beleefd hebt, zal nooit verloren gaan...