Mariken

Mariken is als baby te vondeling gelegd, met haar naam in bloed op haar jakje geschreven. De kwakzalver Archibald ontfermt zich over haar, en voedt haar op in zijn eigenzinnige leer: elke dag je voeten wassen in de beek, een bordje geitenmelkse pap, en enkele bladzijden uit 'De mensheid is een klucht'. Mariken groeit zo op tot een eigenzinnig, intelligent, ondernemend en ongelovig individu, stuk voor stuk hoogst ongewone eigenschappen voor een midddeleeuws meisje. Maar net daardoor kan ze zich staande houden in de echte wereld, op de dag dat ze de beslotenheid van het Waanwoud verlaat. Geen zwarte weeuw te sterk, geen gravin te overheersend, geen duivel te verleidelijk voor dit vrolijke, wat cynische plantrekkertje. Uiteraard is het middelnederlandse 'Mariken van Nieumeghen' een inspiratiebron geweest voor dit boek. Maar het gaat veel verder dan een bewerking van dit 16e-eeuwse verhaal. De auteur plaatst een hedendaags personage in een middeleeuwse context. Mariken is zo’n sterk figuur, hilarisch in haar kijk op de wereld, naïef en cynisch tegelijkertijd, dat ze meteen je hart steelt. En het verhaal sleept je mee in een dwarrelende opeenvolging van gebeurtenissen en personages, die op het eind allemaal met elkaar te maken blijken te hebben.