Kwam dat zien! Kwam dat zien!

Querido's Poëziespektakel 1

In zijn ‘Papieren Museum 1’ (Leopold, 2002) en ‘Papieren Museum 2’ (Leopold, 2004) bewees dichter – illustrator – bloemlezer Ted van Lieshout zijn talent als ‘curator’ van boeiende ‘poëzietentoonstellingen’. Anno 2008 heeft hij zichzelf omgeschoold tot vaardige ‘spreekstalmeester’ in een wervelend poëziespektakel. In deze voorstelling treden 58 dichters (waaronder 2 postuum) en 23 illustratoren op als acrobaat. Op het programma staan een 25-tal acts, variërend van een halve tot vier pagina’s, waarin telkens enkele thematisch verwante nummertjes van diverse artiesten worden gebundeld. De thema’s bieden veel afwisseling maar sluiten allemaal op een of andere manier aan bij de circuswereld en zeker bij het gevarieerde spektakel van een kinderleven. Veel gedichten over dieren passeren de revue, maar ook sport, natuurbeleving, wonderbaarlijke wezens, taalspelletjes en familierelaties komen aan bod. Diverse emoties treden voor het voetlicht, van durf en overmoed over verbondenheid en verzet tot verdriet en angst. In openingsact en slotact wordt het fenomeen circus zelf ook als onderwerp opgevoerd, wat zorgt voor een mooie omkadering van het geheel. Centraal in het boek staan de uitgebreidere solo-optredens van drie sterartiesten, Van Lieshouts favorieten Leendert Witvliet, Florian Kullberg en Kees Spiering. Drie Nederlanders, alle drie mannen, weliswaar variërend in leeftijd (respectievelijk 72, 27 en 50)… Hoewel een aantal Vlaamse dichters en illustratoren opgenomen werden, is dit toch een boek uit Nederland gebleven… Hier en daar komt een gedicht of versregel voor Vlaamse lezertjes ook wat enigmatisch over, zoals ‘SO’ (p.53) met z’n typisch Nederlands sinterklaasgebeuren, of het janhagelkoekje (p.61). Tussen de acts last de spreekstalmeester intermezzo’s in waarin hij een aantal aspecten van de dichtkunst op een speelse manier voor het voetlicht leidt: ‘Hoe schrijf je een gedicht?’, ‘Wat zijn je favoriete dichtregels?’, ‘Rijm of geen rijm?’, ‘Pen en papier of computer?’, ‘Hoofdletters en komma’s?’, ‘Wat als je een gedicht niet begrijpt?’, ‘Hoe zien de jongste dichters het métier?’… Telkens wordt de vraag aan enkele artiesten voorgelegd en zij gaan daar in gepaste variétéstijl op in. Na de ‘voorstelling’ worden de dichters nog even op het podium geroepen om zichzelf in een fotootje en enkele regels bondig voor te stellen. Net als in de intermezzo’s hangt er hier overal een ludiek wolkje humor in de lucht. De spreekstalmeester vuurt als afsluiter nog één vraagje af: “Als dichters in het circus zouden werken, wat zouden ze dan graag zijn?” Van Lieshout zelf opteert er hopelijk voor om naast woord- en beeldend kunstenaar ook organisator van poëziespektakels te blijven, want daarin is hij een meester. Afwisseling is troef in dit spektakel, daarvoor zorgen niet alleen Van Lieshout en de vele poëten, maar ook de 23 illustratoren die elk in hun eigen stijl een paar acts opfleuren. Voor stemmige eenheid in de verscheidenheid zorgt het kleurgebruik: dat is beperkt tot wit, zwart, oranje en grijs. De gebloemleesde gedichten zijn zo divers dat het boek voor jong (vanaf een jaar of tien) tot oud wel wat te bieden heeft. Met z’n allen naar die voorstelling dus!