Kunstige kwasten

De meest spraakmakende kunstenaars aller tijden

De titel van dit boek is enigszins overdreven want naast de besproken 'meest spraakmakende' kan je met gemak evenveel, zo niet meer, kunstenaars zetten die even baanbrekend geweest zijn. Het boek is geschreven vanuit Angelsaksisch standpunt. Zo mis ik bijvoorbeeld Rubens, Van Dijck, Rembrandt, Bosch ... voor onze streken, maar evengoed Turner, Magritte, Ai Wei Wei ... Voor onze contreien zijn alleen vermeld: Bruegel, Vermeer en van Gogh. Ook de keuze in het aanhangsel: 'Kunstenaars van nu' is betwistbaar: de enige mij bekende namen zijn: Christo, Anish Kapoor, Damien Hirst.

Het boek begint met een overzicht van kunstenaars en kunststromingen door de eeuwen heen, te beginnen bij de grotschilderingen ca. 35 000 tot 10 000 v. Christus tot Pipilotti Rist, geboren in 1962. Uit elke periode worden enkele kunstvormen en hun makers besproken. Na de grotschilderingen komen hier ook aan bod: het terracottaleger uit Xian, de beelden uit de Griekse oudheid, de fresco's van Pompeji. Dan volgen een reeks kunstenaars en hun werken, zij krijgen minstens twee dubbele bladzijden. Naast overvloedige illustraties staan overzichtelijke tekstblokken.

Om de tijd waarin ze leefden te duiden, is er een kort en interessant blok: 'Uitdagingen'. Als eerste komt Michelangelo onder de hoofding 'Meesterwerk'; hij is de vertegenwoordiger van de renaissance. De techniek van het fresco wordt kort uitgelegd en zijn beroemdste werken zijn afgebeeld en besproken. Pieter Bruegel de Oude wordt aangekondigd als de schilder van het ‘Alledaagse leven'. De uitdagingen waarmee hij te maken had waren de godsdienstoorlogen. Caravaggio is de schilder van theatrale schilderijen waarbij hij gebruik maakte van het spel van licht en schaduw. Velazquez is een portretschilder die vooral schilderde voor koningshuizen. Vermeer blijkt de schilder van het huiselijke leven te zijn.

De Japanse prentenmaker Hokusai maakte verfijnde houtsneden van landschappen. Hier staat een leuke tekenopdracht bij: ‘hoe teken je als Hokusai’. Gaspar David Friederich (Duitsland) is de schilder van de woeste natuur. Whisler (Amerikaan) schilderde sfeervolle landschappen zonder een verhaal te vertellen. Monet is de vertegenwoordiger van de impressionisten. Seurat is de pointillist in dit boek, in plaats van pointillisme gebruikt men stippenschilderij. Er staat een opdracht bij 'Hoe maak je een stippenschilderij'. Van Gogh is de schilder van vaak kleurrijke schilderijen die tijdens zijn leven slechts één schilderij verkocht. Henri Rousseaux schilderde op een kinderlijk naïeve manier exotische planten en dieren.

Picasso's werken worden beschreven onder de titel: 'Een nieuwe blik'. Wassily Kandinsky experimenteert met vormen en kleuren. Bij Duchamp wordt de vraag gesteld: 'Is het kunst?' en dan staat de pisbak afgebeeld. Salvador Dali is de schilder van droomwerelden. Frida Kahlo schilderde het verhaal van haar eigen dramatische leven. De beeldhouwster en tweede vrouw in dit boek, Barbara Hepworth, maakte moderne vormen. Jackson Pollock maakte, volgens dit boek, 'druppelkunst'. Andy Warhol is de hekkensluiter, zijn soepblik en portretten van beroemdheden zijn alom bekend. Het boek besluit, zoals gezegd, met 'Kunstenaars van nu'.

Mijn grootste kritiek op dit boek is de ondertitel omdat die de lading niet dekt. Uiteraard is een keuze van kunstenaars als voorbeeld voor bepaalde kunststromingen arbitrair, maar dan moet je ze niet ‘de meest spraakmakende’ noemen, want dan doe je onrecht aan zoveel anderen.