Jij met mij

Robbert-Jan Henkes maakte naam met zijn bloemlezing vertaalde Russische kindergedichten 'Bij mij op de maan'. Er is vaak geschreven dat de vertaler van poëzie ook zelf dichter moet zijn. Henkes is dat zonder meer. Dat bleek uit het vakmanschap en inlevingsvermogen in zijn vertalingen, dat blijkt ook uit de speelse, fantasie- en klankrijke gedichten in zijn eerste eigen dichtbundel voor kinderen. Daarbij laat hij zich inspireren door grote Russische voorbeelden als Tsjoekowski, Marsjak en Charms.

Net als de Russische kinderdichters heeft Henkes een uitgesproken voorkeur voor nonsens en absurditeit, waarbij hij voortdurend een loopje neemt met de werkelijkheid en de regels van de logica. In de grote pan kan alles, van de ijskast over de hele familie tot het heelal. En toch is er één iets dat er niet in past en net dat mag je raden. Als het bos boos is, stuurt het al zijn bomen wandelen. En als het zomer winter is, dan is het hek helemaal van de dam, "dan klopt het omgekeerde/ Net zo goed als het verkeerde,/ Als het moet." Goede raad voor kinderen is dan weer een nonsensicaal ‘niet-gedicht’, met een absurde opsomming van alles wat je niet mag doen: "Snij je broer z’n neus niet af/ Kukel niet van een giraf/ Steek het bankstel niet in brand/ Ga niet varen in een krant."

Vaak vloeien de nonsens voort uit taalspel, zoals in het ‘Geeuw- en slaapliedje’, waarin de zeeleeuwen zeegeeuwen en de snotapen snotapen. In de meeste versjes speelt Henkes volop met taal. De vieze vis "wou zich wissen/ wou zich wassen/ wou zich plissen plessen plassen" en de uil zuchtte "middernachtig". Meestal is het ritme meeslepend en het klankspel betoverend. Toch kan Henkes de vorm nog verder verfijnen. Een zin als "Degeen die ergens anders heen vertrokken is" kan eenvoudiger en ‘Op de linoleumzee’ bevat te veel ritmische breuken, het ritme zou er soepeler moeten golven.

De illustraties van Marja van den Heuvel sluiten perfect aan bij de magie van de gedichten. Haar kleurenpalet is rijk en feestelijk. Veel dieren zien eruit als grappige knuffels. Ze lijken voortdurend in beweging en trekken expressieve snuiten, bijvoorbeeld in de hangmatten in het ‘Geeuw- en gaapliedje’. De prenten steken ook vol extra grapjes. De vis in bad heeft een badvisje, de ik en de jij uit het titelgedicht blijken een egel en een haas in een bootje van papier dat ondersteboven lijkt te varen, met een vis boven en een vogel onder. Maar wat doet die koe met vleugeltjes in de rechterbovenhoek?

Duik in dit boek, reis mee naar het land Ocharme, vaar mee op de linoleumzee en vlieg mee op vleugels van plezier.