Je kunt het!

Ole Könnecke lijkt een patent te hebben op direct aansprekende en tegelijk gelaagde prentenboeken voor kleuters. Sinds zijn reeks over Anton bekoort zijn heerlijke naïviteit in woord en beeld jong en oud. 'Je kunt het!' is nog eenvoudiger, nog meer uitgebeend dan de boeken over Anton. Met een minimum aan woorden en lijnen roept Könnecke een maximum aan expressie en emotie op. Neem de openingsscène. Links staan onder een stukje wolk op een wit blad twee korte zinnen: "Dit is Bert. Het is zijn grote dag." Rechts trippelt een vogel over een dunne tak. Het lijntje van de bek, het streepje van het oog, de stand van de pootjes en de drie blauwe vaartlijntjes boven en onder de kleine vleugel roepen spanning op en in combinatie met de tekst ook verwachting. De kleine kijker en luisteraar kan meteen gaan invullen wat Bert van plan is. Op de tweede prent kijkt Bert een tikkeltje sip of onzeker over de rand van de tak, al heeft hij zich goed voorbereid, zo stelt de tekst, "geestelijk en lichamelijk". Het zijn de enige twee woorden die wat uit de toon vallen: hoe leg je die uit aan een kleuter? Intussen kun je vermoeden dat het boek over de grote sprong gaat, wat die ook moge inhouden. De tekst wordt almaar soberder, van acht naar zes en drie woorden, tot er maar één meer overblijft: "Bert?" Intussen werd de lezer al uitgenodigd om Bert aan te moedigen: "Kom op, Bert". Tegelijk kan hij gniffelen met de illustraties. De bananenschil die Bert achteloos weggooit, ligt later op het hoofd van de eend. Wat de sprong betekent voor Bert en voor de anderen, ontdek je in het tweede deel van het boek, waar Bert, zonder bandje, de dapperste blijkt. Het laatste beeld is tekstloos, maar misschien wel net daardoor zal het bij de kleine kijkers heel wat losmaken en velen een hart onder de riem steken.