Ik wil een hond

De illustratie op de cover straalt het uit: dit meisje wil ontzettend graag een hond. Daarom stapt ze eigengereid op het dierenasiel ‘Beestenboel’ af. En hoewel asielen meestal niet om honden verlegen zitten, ziet het er al van bij aanvang weinig hoopgevend uit. Want een stekelvarken, een wezel of een schattig gordeldier zoals de eigenaar haar voorstelt, wil ze niet. Ook geen gekke miereneter, geen babybaviaan, noch een python of als hond verklede hagedis, geen van deze voorstellen kan haar bekoren.

Wanneer het voor iedereen duidelijk is dat er in dit asiel geen hond te vinden is, wil de eigenaar graag van het meisje weten wat er zo bijzonder is aan dat dier. De opsomming van kwaliteiten waarmee ze hem overspoelt, zet hem aan tot een laatste poging om alweer een ander dier aan te prijzen. Een verrassend voorstel en meteen een schot in de roos.

Niet alleen de originele vondsten maar vooral ook de interactie tussen beide personages maken van dit prentenboek een pareltje. Jon Agee zet de eigenaar neer als een reusachtige man die met zijn lichaamshouding zijn slinkse verkooppraatjes nog meer in de verf zet. Het kleine meisje is duidelijk niet onder de indruk van zijn commercieel talent en ze laat zich evenmin verleiden door de weinig uitnodigende aanblik van de voorgestelde dieren. Haar lichaampje straalt hoop, verbazing, ongenoegen, wanhoop en woede uit. Mooi is het moment waarop het meisje en het laatst voorgestelde dier elkaar in de ogen kijken, vanaf dan overspoelt tevredenheid de bladzijde.

De zwarte contouren rond zachte kleurvlakken tegen een de sobere achtergrond zorgen ervoor dat de illustraties goed tot hun recht komen. Die illustraties accentueren de woorden van de personages en zorgen zo voor een verrassend prentenboek dat zich heerlijk laat voorlezen.