Ik kan nog steeds niet vliegen

De Tweede Wereldoorlog is voorbij. Ida (12) en Luuk (13) zijn twee Nederlandse kinderen. Samen met honderden andere kinderen worden ze naar een gastgezin in Denemarken gestuurd om aan te sterken. Toevallig komen ze allebei op dezelfde Deense boerderij terecht. Terwijl Luuk aansterkt en geniet van de lekkere maaltijden, heeft Ida het moeilijk en ze mist haar familie. Ze eet weinig en zegt nauwelijks een woord. Ze sluit zich volledig af. Luuk haat de nazi's, toch gelooft Ida dat er ook vriendelijke en behulpzame Duitsers zijn. Want Ida's vader schreef in brieven dat hij als dwangarbeider in Duitsland verzorgd werd door een Duitser. Er wordt gezegd dat haar vader gestorven is, maar Ida gelooft dit niet. Ze gaat op eigen houtje op zoek naar hem, maar dit is niet zonder gevaar ...
Het verhaal is afwisselend vanuit het standpunt van Ida of Luuk verteld. Op deze manier krijg je een duidelijk beeld van de twee kinderen die zo verschillend zijn. Luuk is een durfal en een flapuit, maar heeft toch ook zijn gevoelige kant. Ida is bedachtzaam en in zichzelf gekeerd. Maar wanneer er een nieuw, Duits paard arriveert op de boerderij, ontfermt Ida zich over het dier. Ze heeft een speciale band met het paard dat haar begeleidt op haar zoektocht naar haar vader.
De korte zinnen en de talrijke dialogen maken het boek gemakkelijk leesbaar, maar het is zeker niet oppervlakkig. Integendeeel. Het verhaal is gebaseerd op de ervaringen van de vader van Anna Woltz. Je herkent het leed, het verdriet en de verwoestingen die de tweede wereldoorlog heeft aangericht. De titel begrijp je nog niet in het begin van het verhaal maar die wordt later verklaard. Ida dacht altijd dat er wonderen zouden gebeuren als de oorlog gedaan is: ze zou kunnen vliegen. Op het einde van het boek, als ze terug in Nederland arriveren, en ze kijkt naar Luuk, krijgt ze een wonderlijk gevoel in haar buik, alsof ze vliegt ...