Ik ben bang dat ik bang ben

Grappige griezelgedichtjes

Welke schoenmaat heeft een reus? Tot hoeveel kunnen elfjes tellen? Wil een weerwolf in de regen staan? Moet een spook zijn lakens wassen?

De pastelkleurige kaft (helemaal niet griezelig) spreekt aan met een groene heks en een grijze weerwolf. Het meisje op bed zit in dit boek te lezen. De pastelkleuren vinden we terug op de schutbladen. De illustraties zijn groot, op 1 of 2 pagina's. Uitzonderlijk vinden we kleine tekeningen tussen de tekst. De illustraties zijn mooi en grappig. Er wordt gespeeld met de manier waarop de tekst gedrukt is: per twee, drie of vier zinnen, tekst schuin aflopend, strofes in cursieve druk.

De onderwerpen van de versjes zijn alledaags: erwtensoep eten bij oma, grote zus als monster, bezoek aan de tandarts, logeren, school ... Ze hebben een verrassend, grappig slot. Emma bedenkt zelf een monstertaal. In de versjes worden zelden hoofdletters gebruikt. De teksten zijn op rijm gezet, alliteraties komen ook aan bod. De taal is meestal eenvoudig, op een paar moeilijke woorden na: cycloop, heroïek.  

Op de achterflap vinden we volgende tekst: 'Een lekker vies prentenboek vol griezelige gedichten en vreselijke versjes. Voor bange en dappere kinderen vanaf 4 jaar.' Dat vat de inhoud mooi samen.