Hugo: dichter en politieman

Hugo’s papa is politieman. Hij is groot en sterk als een gorilla. Hugo is een dichter. Elke dag zegt hij zijn verzen op bij de bushalte. Sommige dieren vinden dit niet leuk maar durven er niks van te zeggen, omdat Hugo’s vader dus politieman is. Op een dag is er een feest waarop iedereen zich mag verkleden. Hugo’s vader staat er op dat Hugo zijn uniform aan trekt. Hij durft geen nee te zeggen. Hij wordt uitgelachen en verstopt zich, zeker wanneer hij Miranda ziet. Voor haar schrijft hij zijn mooiste gedichten. Hij gaat weg van het feest, op zoek naar een rustig plekje. Op straat is het een chaos. De verkeerslichten werken niet. Hugo blaast op zijn fluitje, beweegt, draait en roept. De auto’s doen precies wat hij zegt! Hugo geniet. Auto’s dansen en vliegen door de lucht. En iedereen applaudisseert. Hugo weet niet dat alle dieren, ook Miranda en zijn ouders, hem hebben gadegeslagen op het kruispunt. Hugo’s vader onthult dat hij vroeger ook gedichten schreef, en geeft zijn zoon een klein rood schriftje waarin al zijn gedichten staan. Hugo leest en schrijft zelf nieuwe gedichten. ’s Avonds leest hij voor en voor het eerst komen er allerlei dieren luisteren. Ook Miranda. Na afloop maken ze een afspraakje en de zondag erop huppelt hij samen met haar door het park … Hugo blijft zichzelf, en blijft trouw aan zijn idealen. Hij is een dichter die blijft dichten en uiteindelijk toch het respect krijgt dat hij verdient. Zijn ouders zijn trots op hem, en Hugo kijkt nu ook met andere ogen naar zijn vader. Het verhaal werd treffend in beeld gebracht door de eigenzinnige hand van Kristien Aertssen. Wel jammer dat we nergens een gedicht te lezen krijgen.