Hond in het huis van Wolf

Wolf ziet het niet meer zitten in het bos, hij gaat naar zee. Dominant als hij is, eist hij dat Hond op zijn huis past. Maar Hond moet ook op het huis van Baas letten en op het hondje Pup. Hond kan Pup overtuigen om op het huis van Baas te letten terwijl hij in het huis van Wolf intrekt. Middenin de nacht keert Wolf terug. Hij vindt de zee maar niks, er is zelfs geen boom om tegen te plassen. Op het einde blijkt ook Wolf bang te zijn van een monster onder zijn bed. Het verhaal is mooi, haast poëtisch verteld met veel aandacht voor sfeerschepping. Ter illustratie een passage waarin Hond zijn angst probeert te overwinnen voor de vreemde geluiden in het huis van Wolf: “Want al kraakt het en al kreunt het, al zucht het en al steunt het, al tikt het en al krast het, al klopt het en al piept het, er is niets!“ Zo eenvoudig en zo treffend voelt de lezer de angst en spanning in het verhaal. Aandacht voor elkaar wordt gesymboliseerd met eenvoudige oplossingen. Zo zijn ze alle drie niet meer bang want Pup en Hond slapen bij elkaar en Wolf mag in de mand van Hond slapen. Daar kan geen monster onder zitten zoals onder zijn bed. De illustraties, mooi in van kleur en sober, accentueren treffend de spannende passages. Een voltreffer voor einde eerste leerjaar.