Het circusschip
"In een dikke, dikke mist, niet ver van de kust vandaan, dobberde een circusschip op de donkere oceaan." Op die boot zitten vijftien dieren, hun baas Meneer Venijn en de kapitein. Er steekt een zware storm op. De kapitein wil het anker uitwerpen maar voor meneer Venijn gaat de show voor. Ze varen tegen een klip en iedereen wordt overboord geslingerd en het schip vergaat. De kapitein wil de dieren redden maar meneer Venijn wil alleen zichzelf redden. Solidair zwemmen de dieren naar het vasteland. Ze komen in een dorpje maar de bewoners willen niets van de dieren weten. Tot er brand uitbreekt in een schuur en in die schuur zit het kleine meisje Lidewij. De tijger, die gewoon is om door brandende hoepels te springen, springt door de vlammenzee en redt Lidewij. Vanaf dat moment zijn de dieren welkom in het dorp. En als de circusdirecteur komt om hen op te eisen helpen de bewoners de dieren om zich te verstoppen. Meneer Venijn vertrekt met lege handen en "vanaf die dag zei iedereen: wat is het fijn, zonder Venijn. Wat wil een mens, een dier nog meer? Wat kan het leven heerlijk zijn."
Het verhaal is volledig op rijm verteld. De grote meerwaarde zit in de cartoonachtige illustraties. De prenten lijken oubollig maar het zijn echte zoekprenten en ze vertellen elk een deel van het verhaal. Kinderen vanaf vier jaar raken er niet op uitgekeken.