Hein. De jongen die zijn moeder in de vriezer stopte

'Hein. De jongen die zijn moeder in de vriezer stopte' is een hele mondvol als titel voor een roman en samen met de tekst op de achterflap wordt daardoor al veel prijs gegeven van de inhoud. De dertienjarige Hein treft op een dag zijn moeder dood thuis aan en als enig kind in een eenoudergezin weet hij niet hoe het nu verder moet. Hij wil geen afscheid nemen van zijn moeder en probeert krampachtig om zijn vroegere leven voort te zetten. Dat zal echter niet zo eenvoudig zijn en bovendien blijkt ook de buitenwereld in enkele uren tijd grondig veranderd te zijn zonder dat Hein daar aanvankelijk iets over gehoord heeft. Heins moeder is namelijk gestorven op elf september 2001, misschien wel toen ze naar de instortende Twin Towers zat te kijken. Uiteindelijk vertelt hij aan niemand wat er gebeurd is en vindt hij er niets beter op dan zijn moeder in de diepvriezer te stoppen.
In het begin van de roman weet de lezer niet wat Hein is overkomen. De jongen komt thuis, kruipt tegen zijn moeder aan, geeft haar een zoen op haar koude wang, zet de televisie voor haar aan en wacht tevergeefs tot ze hem ’s avonds komt instoppen. Door de informatie op de cover valt het echter niet moeilijk te raden wat er echt aan de hand is en waar Hein zijn dode moeder uiteindelijk zal achterlaten.
Uit Heins gedrag blijkt vooral diens ontreddering. Hij probeert wel om zijn leven onder controle te houden, maar slaagt daar overduidelijk niet in en haalt zich voortdurend moeilijkheden op de hals. Op school lukt het niet meer en ligt hij met iedereen in conflict, thuis kampt hij met een nijpend geldgebrek en de zoektocht naar zijn vader waar hij nauwelijks herinneringen aan heeft maar die hem nu misschien met al zijn problemen zal kunnen helpen, loopt heel anders dan hij verwacht had.
Deze roman wordt aangekondigd als een boek over volwassen worden, liefde en jezelf leren kennen, als een ontroerend relaas van een jongen die geen afscheid van zijn moeder wil nemen (zie achterflap). Naar mijn gevoel worden de problemen al te veel opeengestapeld om realistisch over te komen. Vooral  de scène waarin Hein te weten komt dat zijn zogezegd weggelopen vader eigenlijk vermoord werd toen hij probeerde tussenbeide te komen bij een ruzie, helt over naar melodrama. En natuurlijk komt ook het hele diepvriesverhaal behoorlijk overdreven over.
De auteur probeert via zijn woordkeuze in te spelen op de belevingswereld van jongeren en bedient zich van een pittige Noord-Nederlandse jongerentaal vol snelle dialogen met woorden als mafkees, kutkakker, hufter enz. (p. 118-119). Na een tijdje begint dat blitse taalgebruik echter te vervelen en te irriteren.
Hoewel de auteur zich goed heeft ingeleefd in de gevoelens van de dertienjarige Hein en deze genuanceerd op papier zet, is de roman in zijn geheel toch niet echt geslaagd te noemen.