Gladiator. Zoon van Spartacus

Rome, circa 60 v.C. Marcus, een vrijgelaten slaaf, blijft in dienst van zijn vroegere meester Gaius Julius Caesar. Vooraleer de proconsul naar Gallië trekt, eist de senaat dat hij eerst met zijn leger opstandige slaven achtervolgt en uitroeit. Aangevuurd door de Kelt Brixus overvallen slavenbendes villa’s op het platteland, doden de meesters en laten de slaven vrij. Brixus heeft Marcus vroeger ontmoet toen hij als gladiator werd opgeleid. Via hem vernam Marcus dat hij de zoon is van de slavenleider, de beruchte Spartacus. Hij staat voor de verscheurende keuze trouw te blijven aan Caesar of zich aan te sluiten bij de slavenopstand. Zijn doel is vooral zijn moeder terug te vinden, die in West-Griekenland als slavin werd meegenomen.
Dit boek is het derde deel van de Gladiator-serie. Hier ligt de nadruk op het leven van de slaven in de eerste eeuw voor Christus. Zoals in de vorige twee delen zijn sommige namen onhistorisch: Portia, Pindar, Porcino. Het Engelse Sir wordt vertaald als ‘meneer’, wat koddig klinkt als het gebruikt wordt tegenover Caesar.