Geest

Jochem van Geest, een coole jongen van 14 jaar, woont in Amsterdam. Zijn leven bestaat uit gamen, sociale media, chatten en Pokémon Go. Zoals veel jongeren van die leeftijd neemt het hem volledig in beslag. In een groepje vrienden wordt er niet met elkaar gepraat, maar stuurt men berichtjes naar elkaar, ondersteund door foto’s en snedige onderschriften. Heel, heel soms schrijft Jochem nog wel eens een tekstje, op zijn laptop. Hij schrijft dan korte fragmentjes, min of meer in logboekstijl, om zijn overleden oudere zus te informeren hoe het met hem gaat. En dat het niet goed gaat, wordt al vlug duidelijk: zijn schoolresultaten zijn rampzalig, de relatie met zijn ouders is ondermaats en zelf voelt hij zich ook niet erg gelukkig. In het tweede deel van het boek komt er een plotse kentering. Jochems vader verkoopt zijn zaak en zijn ouders nemen het besluit om in Schotland te gaan wonen. Ze wonen er afgelegen, ver weg van de digitale wereld en moeten het zelfs zonder televisie stellen. Voor Jochem is dit een regelrechte ramp. De eerste weken moet hij echt letterlijk afkicken van zijn gameverslaving en dat heeft zelfs lichamelijke gevolgen. Na lange tijd komt Jochem, die nu Bob genoemd wordt omdat de Schotten zijn naam niet kunnen uitspreken, er door en maakt hij zelfs vrienden. Zijn naamsverandering loopt gelijktijdig met het aanvaarden van het nieuwe, wifiloze leven. Het derde deel doet het verhaal wat herhalen. Marty, Jochems Amsterdamse vriend, komt logeren. Maar ook hij worstelt met een ernstige internetverslaving. Nu is het Jochem die de symptomen herkent en zijn best doet om Marty op andere gedachten te brengen. Ook hier weer een moeilijke, bijna zielige strijd ...

Hoewel het thema herkenbaar is, lijkt het toch een moraalverhaal tegen het digitale gebeuren. Hoe je het ook draait of keert, het is nu eenmaal een onderdeel van ons bestaan. Hoe je ermee omgaat is een ander paar mouwen, maar Remmerts de Vries heeft het nogal zwart-wit uitgestald. Als lezer krijg je ook de indruk dat álle jongeren verslaafd zijn aan hun gsm of spelcomputer, hoewel er ook veel zijn die er bewust mee omgaan. Wat wel goed omschreven is, is het nut van ‘alles’ te posten op sociale media, hoe je hier reactie op krijgt van mensen die je niet eens kent, hoe belangrijk het is om veel ‘likes’ te krijgen, hoe je telkens weer gaat kijken of er iemand gereageerd heeft, ...

Het contrast tussen Amsterdam en Schotland, het blitse en het plattelandsleven, kon niet groter zijn. Aanvankelijk blijft er de verbinding omdat Jochem het landschap ziet alsof het uit een game komt, vertelt hij over zijn gedachten die als razende Pokémons in zijn hoofd tollen, enz. Naarmate het verhaal vordert, verdwijnt deze beeldspraak en komt Jochem tot het besef dat zijn huidige leven het echte leven is. Met echte gevoelens, echte mensen en vooral echte gesprekken. Dit contrast is een duidelijke boodschap van de auteur: de cyberwereld zonder menselijk contact aan de ene kant en het mooie, echte en contactrijke leven aan de andere kant. Een nuance is er niet en dat maakt het boek net te surrealistisch en vooral te moraliserend. Qua schrijfstijl blijft het bij steeds wederkerend zelfbeklag en weinig originele beschrijvingen van de omgeving. Herkenbaar thema, maar inhoudelijk eerder ontgoochelend.