Fort Fiktori

Een dorpje aan de Ijzer in het jaar 1916. Jefke en Victor zijn neefjes en wonen op de grote boerderij bij oom Charel. De vader van Jef is overleden en daarom woont hij samen met mama op de boerderij. Op een dag zijn er Engelse soldaten in het dorp en van die dag af verdwijnt Viktor regelmatig wanneer de nacht valt.

Dit oorlogsverhaal voor tienjarigen is in mooie proza geschreven. De auteur geeft goed de sfeer weer waarin het verhaal zich afspeelt. Een klein dorp aan de Ijzer, een schooltje waar nonnen en de pastoor de plak zwaaien, twee vriendjes waarvan de ene quasi analfabeet is - vandaar de titel Fiktorie ipv Viktorie - en de andere heel verstandig. Toch zijn ze aan elkaar gewaagd en hun vriendschap is groot. Maar als op een dag Engelse soldaten inkwartieren in het dorp, begint Viktor 's nachts te verdwijnen. Hij weet als geen ander waar het Duitse kamp verblijft. Het einde laat zich raden: de Duitsers ontdekken de 'vijand' door medewerking van pastoor en nonnen. Ook boer Charel moet eraan geloven omdat hij niet meewerkte, en zieke in plaats van gezonde dieren aan de Duitsers gaf. Beiden worden gefusilleerd op het dorpslein.

Omdat het verhaal zich afspeelt meer dan 100 jaar geleden, is het nodig om het iets meer te omkaderen. Wie kent er nog de dwingelandij van een pastoor in een dorp, en wat is een non? Kinderen van vandaag kennen die verbanden niet en kunnen zich waarschijnlijk niet voorstellen welke rol ze toen hadden op school en op de plaatselijke bewoners. Ook het woord 'collaboratie' is nergens uitgelegd. Misschien kan het wel dienen als voorleesboek na een geschiedenisles in de klas: met wat duiding erbij kan dit verhaal iets toevoegen aan de geschiedenis van De Grote Oorlog.