Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt is Maarten elf jaar. Zijn vader is lid van de NSB en er rotsvast van overtuigd dat Duitsland ervoor zorgt dat er een Nieuwe Tijd aanbreekt. Een beter Europa. Hitler is bijna heiliger dan God en Maarten krijgt het elke dag met de paplepel binnen. Als NSB-kind kijkt Maarten op naar zijn vader, maar de buren mijden hen. Maarten raakt zijn vrienden kwijt en wordt weggepest op school. Zo gaat het niet langer. Walter, zijn broer, gaat strijden aan het Oostfront tegen de Russen en is de trots van zijn vader. Maarten wordt toegelaten in de Reichsschule in Valkenburg. In deze Hitlerschool voelt hij zich gelukkig. Hier wordt hij niet buitengesloten en moet hij zich niet verstoppen. Hier voelt hij zich welkom. Het is voor Maarten een nieuwe wereld, met nieuwe woorden, nieuwe regels, nieuwe kleren, nieuwe gebruiken. Hij wordt opgeleid voor een belangrijke functie in het Derde Rijk. Na twee jaren opleiding komt er een ommekeer in het leven van Maarten. Iedereen moet naar Duitsland en wordt ingeschakeld om te vechten. Duitsland capituleert en Maarten snapt niet hoe Hitler alles zomaar opgeeft. Voor Maarten begint hier ZIJN oorlog. Alles is voor niets geweest. Er komt geen nieuwe tijd. Hij leerde iemand te zijn door zijn aanleg, zijn genetisch materiaal. Maarten weet niet meer wie hij is. Hij is opeens niemand meer. Zijn thuiskomst als lid van de Hitlerschool is allesbehalve aangenaam. Zijn opleiding in de Reichsschule wordt niet aanvaard als werkzoekende. Hij heeft geen diploma en wordt nachtwaker in het ziekenhuis. Daar leert hij Hanne kennen, ze is erg antinazi.
Dit zeer gevoelige verhaal is op waargebeurde feiten gebaseerd. Het leest erg vlot en jongvolwassenen krijgen een klaar beeld van wat collaboratie betekende. De omgeving, het gezin waarin het kind opgroeit, bepaalt zijn manier van denken. Maar later komt de liefde voor zijn vader in conflict met wat Maarten nu weet of vermoedt. Een aanrader!