Een weerwolf in de leeuwenkuil

Als Dolfje op een ochtend zijn ogen opent, weet hij niet waar hij is. De volle maan is verdwenen en overal om hem heen ziet hij wilde dieren. Nadat hij door één van de olifanten hardhandig tegen een boom gesmakt wordt, verschuilt hij zich in een nabijgelegen boomhut. Deze boomhut is de speelplek van Daniël en Suzie, de kinderen van de dierentuindirecteur. De beide kinderen besluiten zich over Dolfje te ontfermen. Dolfje is nog steeds zijn geheugen kwijt en Daniël noch Suzie zijn op de hoogte van zijn achtergrond. Daardoor ontstaan er geregeld verwarrende, humoristische situaties.
Paul van Loon integreert in dit boek twee werelden. De wereld van Dolfje, intussen bekend van zes eerder verschenen Dolfjes-verhalen, en de wereld van Daniël en Suzie. Zij zijn de hoofdpersonages uit ‘Paniek in Leeuwenkuil’ en ‘Leeuwenroof’. Het idee om twee zelf gecreëerde werelden samen te brengen, lijkt het verhoopte succes op te leveren. Jonge kinderen die aan het lezen van langere verhalen toe zijn, krijgen hier alweer een zorgvuldig opgebouwd geheel. Korte zinnen, ruime bladspiegel, weinig moeilijke woorden en vlotte dialogen zorgen voor een lage leesdrempel. Actie, humor en herkenbaarheid nemen de lezer mee in het verhaal. Geregeld verweeft de auteur verwijzingen naar eerdere situaties. Ervaren fans kunnen daardoor snel verbanden leggen. Wie voor het eerst kennis maakt met deze verhalen krijgt daardoor een duidelijk beeld van de personages en de situatie. Paul van Loon is er met dit zevende Dolfjes-verhaal alweer in geslaagd een brede doelgroep een hele tijd leesplezier te bezorgen.