Een walvis zo groot...

Wanneer in het verre Noorden de vader van Cuno en Aia magische verhalen vertelt over de walvis die hij als kind gezien heeft, is Cuno vastbesloten op zoek te gaan naar dit reusachtige dier. In zijn eentje trekt hij het water op, maar al snel blijkt dat zijn zusje Aia zich in zijn kajak verstopt heeft. Langs geisers, grotten en ijsbergen trekken de kinderen verder tot Aia op een ijsschots uit het zicht verdwijnt. Gelukkig komt er grote hulp opdagen uit de diepe zee.

In een mix van traditionele en digitale technieken roept Daniel Frost een overweldigend beeld op van het Hoge Noorden. De paginavullende illustraties stralen rust uit, maar ook koude en geheimzinnigheid. Frost speelt daarbij meesterlijk met perspectieven. Zo lijkt Cuno nog meer alleen in het onmetelijke landschap door hem zowel in bovenaanzicht als onderaanzicht te zien. Of schrik je je als lezer zelf ook een hoedje als je de pagina omdraait en deze volledig gevuld is door een walrus. In deze blauwwitte wereld steken de felrode en fluogroene onesies van de kinderen sterk af. Ondanks de ijzige omgeving straalt het verhaal een en al warmte uit: in de orale verhalentraditie, in de houding van de broer die zich mateloos ergert aan zijn kleine zus maar haar niet kan missen, in de idyllische relatie tussen kind en dier. De zuinige woorden verstoren de stilte niet, maar versterken het poëtische karakter. Al flirt het boek met de grens van zeemzoeterigheid, bijvoorbeeld in de zin: “Daar in de diepte schuilt een goed hart, zo groot als een boot.”