Een teken van leven
Juca Da Silva wil graag tekenaar worden en studeert aan één van de meest gerenommeerde kunstacademies van het land. Op school voelt hij zich een buitenbeentje en hij staat niet graag in de belangstelling. Zijn verleden rust als een zware last op zijn schouders. Als hij van zijn lerares de opdracht krijgt om een eindwerk te maken doet een oude leraar hem het voorstel om zijn levensverhaal in strip uit te werken. Juca twijfelt, uit angst voor de pijnlijke herinneringen, maar gaat uiteindelijk overstag. Gaandeweg zet hij zijn hele verleden op papier en beschrijft hij in zijn strip hoe hij als kleine jongen samen met zijn broer werd meegenomen naar een plantage waar hij als slaaf aan het werk werd gezet. Van de mooie beloftes die hen voordien gemaakt werden, kwam niets uit en hun leven veranderde in een regelrechte hel. Dagelijks werden de broers geconfronteerd met bruut geweld, ‘pistoleiros’ (gemene mannen met geweren) en intimidaties. Voor de broers wordt de situatie onhoudbaar en na een verschrikkelijk incident waarbij zijn broer Romeira levensgevaarlijk gewond geraakt, vlucht Juca weg. Zijn tocht naar de vrijheid is erg risicovol en opnieuw krijgt hij te maken met geweld. Toch slaagt hij erin om zichzelf in veiligheid te brengen en verslag uit te brengen van zijn verblijf op de plantage. Met de hulp van zijn getuigenis wordt de plantage opgedoekt en de vele slaven bevrijd. Juca vertelt zijn verhaal in de ik-vorm tijdens zijn verblijf bij een gastgezin in een grote stad terwijl hij studeert aan de kunstacademie. Hij begint met de uitwerking van zijn strip, waarin hij aan de hand van flash-backs zijn verleden beschrijft. De armoede en uitzichtloosheid van het leven van kinderen in de dorpen in de woestijn wordt op die manier in beeld gebracht. De vader van Juca is spoorloos, moeder ligt de hele dag in bed en geeft een depressieve indruk. Oudere broer Romeira is zoals vrijwel alle andere jonge mannen in de omgeving werkloos, wat tot grote frustraties leidt. Groot is dan ook zijn blijdschap als enkele mannen in een grote auto het dorp inrijden en een gouden bod doen. Zonder veel nadenken gaan beide broers hierop in. Het leven op de plantage is mensonterend, de slaven worden behandeld als vee en voortdurend mishandeld. Het verhaal wordt knap opgebouwd, de keuzes van het hoofdpersonage lijken vanzelfsprekend en de band tussen de twee broers wordt gaandeweg uitgediept. Het is onwerkelijk dat dit soort toestanden in deze eeuw nog mogelijk is. Het verhaal kent een happy-end, waardoor het voor de lezer draaglijk is om het uit te lezen.