Een raadselachtig ongeval

Klaus en zijn moeder verhuizen naar Oslo. Ze beginnen samen op dezelfde school, zij als decaan, hij als leerling. En al snel gebeuren er raadselachtige, vreemde maar ook angstaanjagende dingen. Een jongen van zijn klas verongelukt, en door omstandigheden krijgt Klaus zijn elektronisch dagboek in handen. Was het een ongeluk? Was het zelfmoord? Klaus voelt zich schuldig – Sturla was immers net voor het ongeluk bij hem thuis geweest om met zijn moeder, de decaan, te praten en hij heeft hem niet thuis kunnen houden– en dus gaat hij op onderzoek uit. Hij ontdekt dat ene Caulfield, genaamd naar een personage uit ‘The catcher in the rye’ alle touwtjes in handen heeft. Maar wie is Caulfield? Tijdens zijn zoektocht raakt hij verstrikt in een gevaarlijk spel, een spel op leven en dood waarin hij niemand kan vertrouwen. Deze literaire thriller van Harald Rosenlow Eeg kluistert je vanaf het begin vast aan je stoel. Hij is opgebouwd als een klassieke who- done-it, maar dan omgekeerd, want de ‘misdaad’ gebeurt pas op het einde. Klaus vertelt zijn verhaal in de ik-vorm. Het is één lange, lineair vertelde flashback, waarbij de ik-verteller toch niet het achterste van zijn tong laat zien. Het is een zeer aangrijpend verhaal, pijnlijk ook, over de verknipte geest van een aantal jongeren. Het wordt heel direct verteld, met heel wat dialogen, en ondanks de ik-vertelstijl word je als lezer op een afstand gehouden. En ondanks –of misschien net dankzij– deze afstandelijke, registrerende stijl houdt het boek je vast, en laat het je uiteindelijk met een ietwat wrang gevoel achter.