Een blauwe plek

“Vannacht speel ik alweer de hoofdrol in mijn eigen film. Ik ben een trieste filmster en speel mezelf. De camera zal mijn aanvallen en schokken filmen, terwijl ik blijf hopen op een wonder.” Met deze stevige opener start het relaas van Jasdora, een tienermeisje dat aan epilepsie lijdt. Terwijl zij in het ziekenhuis verblijft voor een 24-uurscan, vertelt zij haar leven als in een film. Over haar geboorte en haar eerste levensjaren, hoe zij op haar vijfde de eerste tekenen van epilepsie vertoonde en hoe deze aandoening haar leven en dat van haar ouders steeds meer bepaalt en beperkt, over onmacht en alle twijfels, maar even goed over dromen en de intense hoop op genezing. Dit realistische verhaal is hard en aangrijpend en weet perfect de valkuilen van de valse pathos te vermijden. De nodige ironie of zelfrelativering maakt die hardheid draaglijk. De auteur wikt zijn woorden en beoogt zo een zekere objectiviteit, waardoor je als lezer je eigen emotionaliteit op het verhaal gaat projecteren. De korte zinnetjes geven het verhaal een stevige vaart mee. Ze sleuren je mee in het denken, het hopen en de twijfels van de hoofdfiguur. De korte hoofdstukjes dragen filmische titels (stand by, play, fast forward, pauze, eject) die gepast de tijdsevolutie weergeven van Jasdora’s relaas en die tegelijkertijd het verhaal een originele meerwaarde geven. Achteraan staan er enkele adressen uit België en Nederland, waar je meer te weten kan komen over epilepsie. Een kleinood, niet alleen voor wie meer te weten wil komen over epilepsie, maar voor iedereen. Want dit soort aangrijpende verhalen doet je tevens nadenken over het (samen)leven in het algemeen.