Donderkop

Jules en Willy zijn leeftijd- en klasgenoten. Hun meester vertelt in de klas vaak over de oorlog. Hij is bezig er een boek over te schrijven. “Daar staat alles in. Hoe ons dorp eruitzag voordat de Duitsers kwamen. En wie er naar Frankrijk is gevlucht. Hoeveel bommen ze hebben gegooid. En waar de geheime gangen zijn.” (p. 18) Maar hij raadt de kinderen af om die geheime gangen te gaan zoeken, want dat is te gevaarlijk. De gangen zijn ingestort en vol water gelopen. “Er zitten nog kisten vol munitie onder de grond. En geloof maar niet wat de mensen durven vertellen. Er bestaat geen goudschat.” (p. 18-19) Deze uitspraken zijn uiteraard voldoende om de jongens hun nieuwsgierigheid aan te wakkeren. Jules en Willy weten zeker dat de meester liegt en dat hij en Donkerkop onder één hoedje spelen. Donkerkop heet eigenlijk Louis. Men zegt dat hij door bohemers naar het dorp is gebracht en geruild met een andere boreling. Het verhaal van de zoektocht naar de schat wordt verteld door het jongere zusje van Jules. Zij zegt Donderkop in plaats van Donkerkop. Een donderkop is een onweerswolk en onweer speelt in de afloop van het verhaal een belangrijke rol. Sylvia Vanden Heede weet het dagelijkse leven van kinderen, die leven kort na de eerste wereldoorlog, mooi te schetsen vanuit het gezichtspunt van een klein meisje. De gebeurtenissen overtuigen als authentieke feiten, maar hebben tegelijkertijd iets magisch, betoverend. Ook de twee jongens, de nuchtere Jules en de mysterieuze Donderkop, zijn personages die je het verhaal binnenzuigen. Zonder enige historische duiding wordt de invloed van de oorlog tijdens de jaren erna tastbaar gemaakt in prachtige zinnen en rake dialogen. Met een zorgvuldig opgebouwde spanning en mooie, sobere illustraties van Jan De Maesschalck erbovenop is ‘Donderkop’ een boek om te koesteren.