Doei!

Elke nacht vliegt Maartje weg in haar droom en ook overdag heeft ze de neiging door het leven te fladderen. Haar mama gaat mee in Maartjes wereld: ze luistert naar Maartjes dromen ’s ochtends en naait haar een vleugelpak. Maar haar grote broer Bor is heel negatief: hij zegt dat dromen verzonnen zijn, dat ze babyspelletjes doet, en scheldt haar uit voor “Maartje Fladderpaardje”. Dan blijkt dat de verklaring voor zijn gedrag te zoeken is in de nachtmerries die Bor elke nacht heeft.
Het verhaal is niet zo makkelijk te volgen omdat Edward van de Vendel zeer zuinig omspringt met woorden. De tekst is eenvoudig op zich, maar er blijft heel veel onuitgesproken. En dus moet je minstens evenveel informatie halen uit de illustraties, die het overigens meer dan waard zijn aandachtig bekeken te worden. Dan zie je het contrast tussen de kleurrijke wereld van Maartje, bevolkt door schakende schildpadden, gebouwen in de vorm van een olifant, een enorme roze beer, en heel veel vliegende dieren. En anderzijds de sombere omgeving van Bor, in zwart/wit, met een zwarte kraai, krokodillen en een monsterlijke beer. Wanneer Maartje besluit samen met al haar knuffels bij Bor in bed te kruipen en hem mee te nemen in haar dromen, krijg je een vermenging van de twee werelden en neemt kleur de boventoon. Een niet makkelijk maar heel poëtisch boek.