De zomer die alles was
De zomer die alles was is een prachtig filosofisch boek dat de dood op een gevoelige en indringende manier verkent. Centraal staat de vriendschap tussen Puca en Rover, waarbij Rover een onheilspellende vorm van kanker heeft: een je-gaat-dood-maar-we-weten-niet-precies-wanneer-kanker. Het verhaal zit vol mooie overdenkingen, vooral rondom het thema tijd, dat een grote rol speelt in het leven van beide personages.
Voor Puca kan de tijd niet snel genoeg gaan; ze kijkt uit naar de middelbare school, waar ze hoopt aan het pesten te ontsnappen. Opditdeze moment vinden de meeste kinderen haar vreemd. Vooral met haar dierenbegraafplaats trekt ze commentaren aan. Rover daarentegen wil de tijd juist vertragen, in een poging zijn leven zo lang mogelijk te rekken. De manier waarop ze elk met tijd omgaan, verandert drastisch wanneer ze elkaar beter leren kennen en hun vriendschap zich verdiept in een ontluikende verliefdheid.
Het boek raakt door zijn filosofische diepgang en mooi doch toegankelijk gebruik van de Nederlandse taal. Het biedt zowel een ontroerend liefdesverhaal als een reflectie op het leven en de eindigheid ervan.