De Valerius moorden
De setting van dit boek is een wat wereldvreemd internaat waar het gebruik van moderne elektronica niet is toegestaan. Jongeren worden toegelaten tot het Valerius-instituut op basis van hun rijkdom, kennis of kunde en moeten slagen in een toelatingsproef. Ook de leerkrachten worden speciaal geselecteerd. Maar dan slaat een seriemoordenaar toe en wordt het selecte gezelschap zwaar op de proef gesteld. De laatstejaars sluiten de rangen als groep en gaan zelf op onderzoek uit. Om de dader te kunnen ontmaskeren moeten ze heel wat internaatsregels breken en de politie te slim af zijn. Net zoals Poirot vol van zichzelf eindeloze uiteenzettingen houdt, geven de speurders ook hier alles prijs. De verbanden die ze niet kunnen leggen, de verklaringen die ze niet kunnen geven, de vragen die ze niet kunnen beantwoorden in hun uitzichtloze zoektocht naar het motief en de dader worden uitgebreid besproken met de jongeren. Alsof dat in werkelijkheid ooit zou gebeuren ... Maar goed, het gaat hier dan ook over zeer bijzondere jongeren, met speciale gaven. Het boek is geschreven in de wij-vorm, wat vaak geforceerd overkomt en heel wat ingrepen vereist. Zo worden bijvoorbeeld dagboekfragmenten ingelast om meer inzicht te krijgen in bepaalde personages en onderlinge verhoudingen. In het voorwoord wendt de auteur zich tot de ‘lieve, intelligente lezer’ en verklaart hij deze keuze. Het taalgebruik is statig oubollig. Doordat vaak wordt uitgeweid over besprekingen van de gebeurtenissen, hoe bepaalde conclusies tot stand komen of welke aanpak wordt gevolgd, vertraagt het verhaal en wordt de spanning en dynamiek er volledig uitgehaald. Een detective met een elitair kantje.