De schat van Wiebe

Wiebe mist de boot die hem naar de andere kant van de zee zou brengen. Ongelukkig staat hij aan de kade en mijmert over zijn schat die hij daar zou vinden. Enkele gewiekste ratten vangen Wiebes woorden over een grote schat op en nodigen hem uit op hun schip. Onderweg horen de ratten Wiebe uit; ze zijn verbaasd dat Wiebes schat niet opgegraven hoeft te worden. Hij schittert en blinkt zelfs duizendmaal meer dan de hopen muntstukken die in het ruim van het schip opgeslagen liggen. Als Wiebe aan wal gaat, vliegt hij in de armen van Flanel, zijn vriendinnetje … en allergrootste schat. De rattenpiraten blijven even beduusd toekijken, maar reppen zich toch snel verder. Zo’n schat willen ze ook wel! Over misverstanden gesproken! Dat het begrip ‘schat’ een dubbele betekenis heeft, wordt in dit verhaal wel heel letterlijk opgevat. De ietwat naïeve Wiebe droomt over zijn Flanel en schept er zelfs tegenover de piraten over op. Zijn schat is de allergrootste en allermooiste. Hij doorgrondt de echte bedoelingen van zijn gastheer en diens piraten niet en hun hebberigheid neemt daardoor alleen maar toe. Toch hebben ook zij iets ontwapenends. Ze ogen helemaal niet schrikwekkend en kijken vertederd toe als Wiebe hen zijn schat toont. ‘De schat van Wiebe’ is een stevig piratenverhaal. Het wordt vlot en zonder veel boe of ba verteld, de wendingen komen daardoor wel heel plots. De prenten beslaan telkens de dubbele pagina en zijn tot in de details uitgewerkt. Er valt heel wat te bespeuren op elke pagina en je kan het daarom gerust een zoekplaat noemen. Enkele kijkraampjes verraden het vervolg van het verhaal. De illustraties, in flauwe, fletse kleuren zijn niet echt vernieuwend, maar geven wel een duidelijk beeld van een piratenschip en zijn bewoners.