De ogen en het onmogelijke
De hond Johannes woont in een groot dierenpark aan zee. In opdracht van de bizons, die achter een omheining zitten, fungeert hij als hun ogen. Hij rent doorheen het park en brengt verslag uit van wat hij ziet. Wanneer de mensen een museum bouwen in het park, verruimt zijn blik, maar de echte eyeopener komt toch van de geiten die vertellen over de wereld achter het park. Het zet Johannes ertoe aan het onmogelijke te betrachten: de bizons bevrijden en naar die andere wereld loodsen.
De vreemde titel springt meteen in het oog, en die bevreemding blijft het hele boek voortduren. Ten eerste is het hoofdpersonage een hond, zie je alles door zijn ogen en lees je de beschrijvingen in zijn woorden. Wat het niet zo eenvoudig maakt te begrijpen dat het gebouw vol chaosrechthoeken een museum is bijvoorbeeld. Ten tweede is er de vreemde setting en tot slot het wel heel aparte verhaal. Voor wie het kan smaken is het wel genieten van het avontuur, van de filosofische bespiegelingen en van de humor. En hoewel Dave Eggers vooraf stelt dat de dieren in dit boek niet voor mensen staan, zullen oudere kinderen en volwassenen wel de parallellen trekken en er de boodschappen in lezen over vrijheid, wereldbeeld en diversiteit.
Heel bijzonder zijn de illustraties. In een tiental negentiende-eeuwse klassieke landschappen, geschilderd door Gustave Courbet bijvoorbeeld, is de hond geplaatst. Deze beelden tonen de gebeurtenissen dus niet, of geven geen extra informatie. Ze verluchten enkel het boek. Daarnaast houdt ook de bladspiegel het boek luchtig, met een beperkt tekstvolume op elk blad, een witte pagina op het einde van elk hoofdstuk, en een gekleurde pagina aan het begin van elk volgende, met het hoofdstuknummer en een hondensilhouet in diezelfde kleur. Kortom, een zeer verzorgde uitgave. Maar toch eerder voor een beperkt publiek.